Afronden

AFRONDEN
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Introductie

Je leert afronden en hoe dit bij het vak economie gebeurt.

Onderdelen in deze les

AFRONDEN

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet hoe je moet afronden bij het vak economie.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe rond je af?
Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het eerste cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af. 

Slide 3 - Tekstslide

voorbeeld 1
93 : 16 = 5,8125
 
Afgerond op twee cijfers achter de komma: 
93 : 16 = 5,81.
In dit geval laat je alle cijfers na de 1 weg, omdat het eerste getal na de 1 kleiner is dan 5.

Slide 4 - Tekstslide

voorbeeld 2
62 : 9 = 6,888888... (een eindeloze reeks achten)
 
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
62 : 9 = 6,89
In dit geval laat je alles na de tweede 8 weg. Omdat het eerstvolgende cijfer een 8 is, moet je het getal naar boven afronden.
 

Slide 5 - Tekstslide

Afronden bij economie
Afronden van geld: altijd 2 decimalen.

Afronden van procenten: 1 decimaal.

Afronden mensen: heel getal.

Tenzij er anders gevraagd wordt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij in Nederland geen 1 en 2 centen meer, 5 cent hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 9 - Tekstslide

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,579 wordt ...
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7

Slide 10 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.
4,5799 wordt ...
A
4,57
B
4,59
C
4,56
D
4,58

Slide 11 - Quizvraag

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt ...
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 12 - Quizvraag

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,549 wordt ...
A
5,4
B
5,6
C
5,5
D
6,0

Slide 13 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.
4,5749 wordt ...
A
4,57
B
4,56
C
4,55
D
4,60

Slide 14 - Quizvraag

Rond af op 2 decimalen:

12,5498

Slide 15 - Open vraag

Rond af op 3 decimalen:

9,29432

Slide 16 - Open vraag

Rond af op 1 decimaal:

164,0487

Slide 17 - Open vraag

Rond af op een heel getal:

89,823

Slide 18 - Open vraag

Rond 1,50274 af op één decimaal. Welk antwoord is juist?
A
1,4
B
1,5
C
1,49
D
1,50

Slide 19 - Quizvraag

Rond 1,496953 af op twee decimalen. Welk antwoord is juist?
A
1,49
B
1,50
C
1,51
D
1,497

Slide 20 - Quizvraag

Imke gaat koken. Ze heeft 850 gram rijst nodig. In één pakje zit 400 gram.
Hoeveel pakjes moet Imke kopen?
A
850 : 400 = 2,125 afgerond is dat 2
B
850 : 400 = 2,125 dus: 2,125
C
850 : 400 = 2,125 dus ik heb er 3 nodig
D
850 : 400 = 2,125 dus ik koop er 2,5

Slide 21 - Quizvraag