Les 5
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
1. envoyer
A
sturen
B
bezighouden
C
blijven
D
laten zien
Slide 7 - Quizvraag
2. peu
A
al
B
zonder
C
te veel
D
weinig
Slide 8 - Quizvraag
3. l'arbre
A
het leven
B
de boot
C
de boom
D
het eiland
Slide 9 - Quizvraag
4. l'île
A
de geit
B
het eiland
C
het geval
D
de sleutel
Slide 10 - Quizvraag
5. l'araignée
A
de spin
B
de muis
C
de moed
D
de slang
Slide 11 - Quizvraag
6. L'épreuve
A
de mobiele telefoon
B
de muis
C
de wil
D
de proef
Slide 12 - Quizvraag
7. donc
A
al
B
tussen
C
dus
D
daarna
Slide 13 - Quizvraag
8.
A. sans betekent daarna
B. alors betekent dan/dus
B.
A. sans betekent daarna
B. alors betekent dan/dus
B.
A
A est vrai, B est faux
B
A + B sont vrais
C
A et B sont faux
D
A est faux, B est vrai
Slide 14 - Quizvraag
9.
A. à part is behalve
B. la clé is de sleutel
A. à part is behalve
B. la clé is de sleutel
A
A est vrai, B est faux
B
A + B sont vrais
C
A et B sont faux
D
A est faux, B est vrai
Slide 15 - Quizvraag
10.
A. propre is schoon
B. après is warm
A. propre is schoon
B. après is warm
A
A est vrai, B est faux
B
A + B sont vrais
C
A et B sont faux
D
A est faux, B est vrai
