Spelling 1.8. - Samengestelde zinnen + pv

Samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.

Slide 1 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je

een enkelvoudige zin. 

 Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 

Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Mijn moeder vroeg of ik mijn huiswerk al gemaakt had.

Slide 3 - Sleepvraag

Noem zoveel mogelijk voegwoorden.

Slide 4 - Woordweb

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een voegwoord zoals en, want  en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.





Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 5 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. 

Met voegwoorden zoals omdat, doordat  en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.





Napoleons vrouw had een hondje.. Napoleon hield niet van dieren.
Napoelons vrouw had een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, omdat het bevrijdingsdag is.

Slide 6 - Tekstslide

Als de persoonsvorm en onderwerp NAAST elkaar staan, noem je dat een
A
bijzin
B
hoofdzin

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Ik ga naar de markt, omdat ik appels wil kopen.
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Hoofdzin - bijzin
C
Bijzin - hoofdzin
D
Bijzin - Bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer je niet snel reageert, is het niet meer mogelijk te komen.
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
hoofdzin - bijzin
C
Bijzin - hoofdzin
D
bijzin - bijzin

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in deze zin?
"Als het regent, hoef je niet naar school"

Slide 11 - Open vraag

Samengestelde zin
Enkelvoudige zin
Vandaag leer ik over samengestelde zinnen.
Ik ga naar school, omdat ik slim wil worden.
Ik kan een moeilijke en lange samengestelde zin herkennen.
Deze stof vind ik makkelijk en ik hoef niet veel te leren.

Slide 12 - Sleepvraag

Kenmerken hoofdzin
Kenmerken bijzin
o en pv staan naast elkaar.
Kan vooraan of achteraan staan.
Niet elke samengestelde zin heeft er een van.
pv staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
o en pv staan niet naast elkaar / je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.
Een samengestelde zin kan er twee van hebben.
Elke samengestelde zin heeft er minimaal één van.
pv staat in zinsdeel 1 of 2 

Slide 13 - Sleepvraag

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.


Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.

Slide 14 - Tekstslide

schema werkwoordspelling

Slide 15 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Pv('s)?
Thom eet chips, omdat hij dat lekker vindt.
A
eet, omdat
B
Thom, hij
C
eet
D
eet, vindt

Slide 18 - Quizvraag

OPDRACHT

Zet de persoonsvormen in de
tegenwoordige tijd.

Slide 19 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
De brandweer (beweren) dat zo'n ramp bijna nooit (gebeuren).

Slide 20 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Het (verbazen) me dat je elke zaterdag zo lang (uitslapen).

Slide 21 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Onze kat (jagen) graag op muizen, maar hij (doden) ze niet.

Slide 22 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Dat zijn vader Wouts beltegoed (betalen), (vinden) ik maar vreemd.

Slide 23 - Open vraag

OPDRACHT
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Slide 24 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het voltooid deelwoord:

Als het goed is, wordt het boek (bestellen).

Slide 25 - Open vraag


Noteer de juiste vorm van het voltooid deelwoord:

Wat is er vorige les (gebeuren)?

Slide 26 - Open vraag

Algemeen:
Het lastigste onderdeel van het PW lijkt me tot nu toe...
A
Lezen
B
Woorden
C
Grammatica
D
Spelling

Slide 27 - Quizvraag