3.2 Democratie in Nederland

In Nederland
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

In Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Welkom :-)
- Check + extra uitleg 3.1 en 3.2 Democratie in Nederland
- Vragen
- Leerdoelen par. 3.3
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Spinning Jenny.
Huisnijverheid of industrie?
A
huisnijverheid
B
industrie

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Wat veranderde er in tijdens de industriële revolutie?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland
  • 1815 Nederland en België één land.
  • Constitutionele monarchie.
  • Koning staatshoofd en regeringsleider, baas over het leger en de kolonies.
  • Ministers moesten naar de koning luisteren.
  • Eerste Kamer gekozen door de koning.
  • Tweede Kamer gekozen door Provinciale staten. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Grondwet 1848
  • 1830 Belgische liberalen ontevreden over Nederland bestuur --> kwamen in opstand en scheiden zich af.
  • 1840 Willem II koning.
  • 1848 opstanden en revoluties in Europa.
  • Rellen in  Amsterdam en Den Haag.
  • Koning bang, liberaal Thorbecke schrijft nieuwe grondwet.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Parlement de baas
  • Voor 1848 moesten ministers verantwoordelijkheid afleggen aan de koning.
  • Na 1848 moesten ministers verantwoording afleggen aan het parlement.
  • Koning nog wel staatshoofd, maar geen regeringsleider. 

Slide 12 - Tekstslide

Parlement de baas
  • Ministers bedenken wetten en nieuwe plannen.
  • Minister moet toestemming vragen aan het parlement.
  • Meerderheid van parlement moet vóór stemmen, dan heeft de minister toestemming.
  • Tweede Kamer: 150 leden

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel Tweede Kamerleden moeten voor een wet stemmen om het door te laten gaan?
A
50
B
51
C
75
D
76

Slide 14 - Quizvraag

Wie schreef de nieuwe grondwet van 1848?
A
Koning Willem I
B
Thorbecke
C
Willem-Alexander
D
Rutte

Slide 15 - Quizvraag

Informateur/formateur
  • Tot 2012 mocht de koning na de verkiezingen de persoon aanwijzen die probeerde een nieuw regering te vormen. Die persoon wordt de informateur genoemd.
  • Na 2012 benoemt het parlement de informateur.
  • Nadat de informateur heeft gekeken of partijen samen een regering kunnen worden gaat de formateur aan de slag om het kabinet (alle ministers) samen te stellen
  • De formateur wordt (meestal) ook de premier

Slide 16 - Tekstslide

Uitbreiding kiesrecht
  • 1848 Alleen rijke mannen mochten stemmen.
  • 1917 Algemeen kiesrecht mannen (23 jaar en ouder).
  • 1919 Algemeen kiesrecht (23 jaar en ouder)
  • Nu Algemeen kiesrecht (18 jaar en ouder). 

Slide 17 - Tekstslide

Nederland parlementaire democratie
  • Bestuur Nederland kan alleen regeren met meerderheid van het parlement.
  • Parlement wordt door de Nederlanders gekozen.
  • De meerderheid van de Nederlanders hebben de regeringspartijen gekozen.
  • DAAROM DEMOCRATIE (Het volk bepaalt wie regeert) 

Slide 18 - Tekstslide

Voor 1848 is..... de baas
A
het parlement
B
de koning

Slide 19 - Quizvraag

Onder welke koning werd het parlement de baas (hoogste macht)?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III

Slide 20 - Quizvraag

In welk jaar kregen vrouwen kiesrecht?
A
1848
B
1917
C
1919
D
1991

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Link

Waarom moet Rutte uitleg geven over het feestje van Amalia?
A
Rutte was boos
B
Rutte is als minister verantwoordelijk
C
Koning is geen regeringsleider

Slide 23 - Quizvraag

Wat heb je geleerd over de democratie in Nederland?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Leren en maken paragraaf 3.2 online

Slide 26 - Tekstslide