4.9 Spelling les 2

4.9 Spelling les 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.9 Spelling les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kent het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
- Je kent het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 
- Leestekens: trema, apostrof en accent.
- Twintig dicteewoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Woord van de week

Wijselijk

Slide 3 - Tekstslide

Woord van de week

Inslaan als een bom

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Vragen?

H4.9 maken opdracht
1 tot en met 6

Slide 5 - Tekstslide

Trema:

Hoe schrijf je het woord?

Slide 6 - Open vraag

Trema
  • Als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen: bijv. ruïne, beïnvloeden
  •  Als het woord zonder trema verkeerd kan worden uitgesproken. Je schrijft dus géén trema op: buiig, beoefenen, financieel.
  • In het meervoud van zelfstandige naamwoorden op: -ee: ideeën
  • In het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -ie: kopieën

Je schrijft het trema op de plek waar de nieuwe lettergreep begint. 

Slide 7 - Tekstslide

Apostrof

Hoe schrijf je de woorden:

Slide 8 - Open vraag

Apostrof
Een apostrof gebruik je:
  • Als één of meerdere letters zijn weggelaten: Ik heb 'm nog in 't buurthuis gezien.
  • Bij bezitsaanduidingen van woorden die eindigen op een s-klank of op een lange klinker die je met één letter schrijft: Dennis'rugzak.
  • Na cijfers, afkortingen en afleidingen: vmbo'er, A4'tje.

Slide 9 - Tekstslide

Accent

Hoe schrijf je het woord:

Slide 10 - Open vraag

Accent
Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt: café, crème, hé!

We gebruiken in het Nederlands drie accenttekens, afkomstig uit het Frans:
  • accent aigu (streepje naar rechts): cliché.
  • accent grave (streepje naar links): barrière.
  • accent circonflexe (dakje) enquête.
Soms ook op nadruk te leggen op bepaald woord: hét

Slide 11 - Tekstslide

1.
2.
3.
4.

Slide 12 - Open vraag

5.
6.
7.
8.

Slide 13 - Open vraag

9.
10.
11.
12.

Slide 14 - Open vraag

13.
14.
15.
16.

Slide 15 - Open vraag

17.
18.

Slide 16 - Open vraag

Lesdoelen
- Je kent het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
- Je kent het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 
- Leestekens: trema, apostrof en accent.
- Twintig dicteewoorden.

Slide 17 - Tekstslide

Spelling van de tussen-n

Slide 18 - Tekstslide