H5 en 6 Verzekeren HH VWO6 en Havo5

H5 Verzekeren
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H5 Verzekeren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Verzekering tegen de schade die ontstaat door gebruik van een bepaald product.
A
Rechtsbijstand-verzekering
B
Kredietverzekering
C
Bedrijfsschadeverzekering
D
Productaansprakelijk-heidsverzekering

Slide 4 - Quizvraag

Schadeverzekering
Sommenverzekering
Compagnonsverzekering
Lijfrenteverzekering
Levensverzekering
Pensioenverzekering
Zorgverzekering
Brandverzekering
Kredietverzekering
Bedrijfsschadeverzekering

Slide 5 - Sleepvraag

Stel je schadebedrag is €150 aan je telefoon. Je telefoon heb je voor €400 verzekerd. En de waarde van je telefoon is nog €200 net voordat je schade kreeg.
Wat is de verzekerde som?
A
€150
B
€400
C
€200
D
€350

Slide 6 - Quizvraag

Stel je schadebedrag is €150 aan je telefoon. Je telefoon heb je voor €400 verzekerd. En de waarde van je telefoon is nog €200 net voordat je schade kreeg.
Wat is de gezonde waarde?
A
€150
B
€400
C
€200
D
€350

Slide 7 - Quizvraag

Stel je schadebedrag is €150 aan je telefoon. Je telefoon heb je voor €400 verzekerd. En de waarde van je telefoon is nog €200 net voordat je schade kreeg.
Wat is de schade-uitkering?
A
€150
B
€400
C
€200
D
€350

Slide 8 - Quizvraag

Stappen om schade uitkering uit te rekenen
  1. Bepalen schadebedrag (waarde van  goederen die verloren zijn gegaan)
  2. Bepalen gezonde waarde van de goederen (waarde van de verzekerde goederen net voordat de schade ontstaat)
  3. Bepalen verzekerde som (waarde waarvoor alle goederen verzekerd zijn)
  4. Bereken de verzekeringsbreuk = verzekerde waarde/ gezonde waarde

Slide 9 - Tekstslide

Stappen om schade uitkering uit te rekenen
  1. Bepalen schadebedrag (waarde van  goederen die verloren zijn gegaan)
  2. Bepalen gezonde waarde van de goederen (waarde van de verzekerde goederen net voordat de schade ontstaat)
  3. Bepalen verzekerde som (waarde waarvoor alle goederen verzekerd zijn)
  4. Bereken de verzekeringsbreuk = verzekerde waarde/ gezonde waarde
Als breuk >1 dan afronden naar 1

Bereken de schade-uitkering = verzekeringsbreuk * schadebedrag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling?
A
Bij huurkoop ben je pas de eigenaar als je de laatste termijn huur hebt betaald
B
Er is geen verschil
C
Bij koop op afbetaling moet je in delen betalen

Slide 11 - Quizvraag

Noem naast huurkoop en koop op afbetaling nog een andere soort van consumptief krediet.

Slide 12 - Open vraag

4 soorten consumptief krediet
Consumptief krediet (bank)
  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
Consumptief krediet (winkel)
  • Koop op afbetaling
  • Huurkoop

Slide 13 - Tekstslide

Je leent € 2.000 en betaalt dit terug in 12 termijn van € 180. Bereken de kredietkosten.

Slide 14 - Open vraag

H6 Interest

Slide 15 - Tekstslide

Waar is de hoogte van interest afhankelijk van?

Slide 16 - Woordweb

Hoogte interest is afhankelijk van:
Bedrag
Looptijd
Risico
Inflatie
Ontwikkeling financiële markt

Slide 17 - Tekstslide

Interest op een bankrekening is 4,8% per jaar
Wat is het nominale interestpercentage per maand (enkelvoudige interest)?

A
4,8/12 = 0,4%
B
4,8%
C
1,048 ^1/12

Slide 18 - Quizvraag

Interest op een bankrekening is 4,8% per jaar
Wat is het interestpercentage per maand op basis van samengestelde interest?

A
4,8/12 = 0,4%
B
4,8%
C
1,048 ^1/12 = 1,0039 Dus i = 0,39%

Slide 19 - Quizvraag

Stel je krijgt 0,1% per maand. Hoeveel is dat per jaar bij enkelvoudige interest?

Slide 20 - Open vraag

Antwoord
0,1% per maand is 
0,1x 12 = 1,20% per jaar
volgens enkelvoudige interest

Slide 21 - Tekstslide

Stel je krijgt 0,1% per maand. Hoeveel is dat per jaar bij samengestelde interest?

Slide 22 - Open vraag

Antwoord
0,1% per maand = 
0,001 +1 = 1,001
1,001^12 = 1,0121
1,0121-1 = 0,0121
= 1,21%

Slide 23 - Tekstslide

Terugrekenen: Hoeveel euro je op 1 januari 2021 op je spaarrekening moet zetten, als je op 1 januari 2028 een bedrag van € 5.000 op je rekening wilt hebben. Er is sprake van een samengestelde interest van 1,5% per jaar.

Slide 24 - Open vraag

Terugrekenen
Hoeveel euro je op 1 januari 2021 op je spaarrekening moet zetten, als
je op 1 januari 2028 een bedrag van € 5.000 op je rekening wilt hebben.
Er is sprake van een samengestelde interest van 1,5% per jaar.

€ 5.000 x (1+0,015)^ 7 = € 4.505,13   (een min-teken in de macht)   
of
€ 5.000 / (1+0,015)^7 = € 4.505,13      (Formule aanpassen door 
                                                             K=E + delen ipv vermenigvuldigen)






Slide 25 - Tekstslide