6.4 Biologisch evenwicht

6.4 Biologisch evenwicht
Thema 6 Ecologie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.4 Biologisch evenwicht
Thema 6 Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Wat wordt er gemaakt tijdens fotosynthese met koolstof?
A
Zuurstof
B
Glucose
C
Stikstof
D
Water

Slide 3 - Quizvraag

Wat gebeurt er met koolstofdioxide dat ontstaat bij het gebruik van brandstof?
A
Het wordt omgezet in zuurstof.
B
Het wordt omgezet in water.
C
Het blijft in het lichaam opgeslagen.
D
Het wordt aan de lucht afgegeven.

Slide 4 - Quizvraag

Wat doen reducenten met de energierijke stoffen?
A
Produceren zuurstof
B
Gebruiken als brandstof
C
Verdampen in de lucht
D
Maken nieuwe planten aan

Slide 5 - Quizvraag

Begrippen 6.3
  • koolstofkringloop

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 6.4
  • Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  • Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
  • Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 7 - Tekstslide

Biotische en abiotische factoren
  • Het leven van alle organismen wordt beïnvloed door hun milieu.
  • Invloeden van andere organismen noem je biotische factoren.
  • Biotische factoren zijn alle levende wezens die invloed hebben op een soort.
  • Factoren zoals temperatuur, wind en regenval horen bij de levenloze natuur.
  • Invloeden uit de levenloze natuur noem je abiotische factoren.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn abiotische factoren?
A
Alle levende wezens die invloed hebben op een soort.
B
Factoren zoals temperatuur, wind en regenval.
C
Invloeden van andere organismen.
D
Invloeden uit de levenloze natuur.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn biotische factoren?
A
Invloeden uit de levenloze natuur.
B
Factoren zoals temperatuur, wind en regenval.
C
Invloeden van andere organismen.
D
Alle levende wezens die invloed hebben op een soort.

Slide 11 - Quizvraag

Ecosysteem
  • Één enkel organisme is een individu.
  • Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
  • In een leefgebied leven verschillende populaties, deze kunnen elkaar beïnvloeden. Ook worden populaties beïnvloed door abiotische factoren.
  • Alle abiotische factoren en populaties in een bepaald gebied vormen samen een ecosysteem.
  • Ecosystemen die veel in Nederland voorkomen zijn: een duingebied, een bos, een sloot en een heideveld.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat vormt samen een ecosysteem?
A
Een leefgebied
B
Eén enkel organisme
C
Alle abiotische factoren en populaties
D
Een sloot en een heideveld

Slide 14 - Quizvraag

Biologisch evenwicht
  • In een ecosysteem is een populatie van een bepaalde soort niet steeds even groot.
  • Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte door de jaren heen rond een bepaald aantal individuen.
  • Het ene jaar zijn het er meer dan het andere jaar en dan weer andersom. 
  • Er is dan een biologisch evenwicht.
  • De populatiegrootte is afhankelijk van biotische en abiotische factoren. Als deze factoren gunstig zijn, neemt de populatiegrootte toe. 
  • Zijn de omstandigheden ongunstig, dan neemt de populatiegrootte af.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de populatiegrootte als de omstandigheden ongunstig zijn?
A
Stabilisatie van populatiegrootte
B
Afname van populatiegrootte
C
Geen verandering in populatiegrootte
D
Toename van populatiegrootte

Slide 17 - Quizvraag

Optimumkromme
  • Het milieu waarin organismen leven, kan veranderen. Als deze veranderingen niet te groot zijn, zullen de organismen overleven.
  • Guppy's kunnen zich het best voortplanten bij 22 graden, dit is de optimumtemerpatuur. Is het water lager dan 5 graden of hoger dan 38, dan overlijden ze en kunnen zicht niet meer voortplanten.
  • De invloed van temperatuur kun je weergeven in een diagram: de optimumkromme.
  • Het toleratiegebied is het gebied waarin de organismen kunnen overleven.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met het toleratiegebied van organismen?
A
Het gebied waarin de organismen kunnen overleven.
B
Het gebied voor voortplanting.
C
Het gebied met de hoogste temperatuur.
D
Het gebied met de minste voedsel.

Slide 20 - Quizvraag

Begrippen 6.4
  • Abiotische factoren
  • Biologisch evenwicht
  • Biotische factoren
  • Ecosysteem
  • Individu
  • Optimumkromme
  • Populatie

Slide 21 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  • Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
  • Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.4 : 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 6.4
Veel goed? -> Maken 7+ online extra  6.4

 

timer
25:00

Slide 23 - Tekstslide