Herhaling - zuren en basen

Zuren & basen
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
ChemieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zuren & basen

Slide 1 - Woordweb

Leerdoelen
• De student kan beschrijven wat tribune-ionen zijn en deze wegstrepen in een reactievergelijking
• De student kan de begrippen zuur en base beschrijven
• De student kan enkele kenmerken van zuren en basen noteren
• De student kan protolysereacties van zuren en basen noteren
• De student kan de waardigheid van een zuur noteren
• De student kan een aantal triviale- en officiële namen van bekende zuren en basen noteren
• De student kan organische zuren herkennen
• De student kan de namen en structuurformules noteren van een aantal bekende organische zuren
• De student kan het begrip pH beschrijven
• De student kan geconjugeerde zuur-base paren noteren in een reactievergelijking
• De student kan de pH berekenen in een oplossing van een sterk zuur 
Extra leerdoelen analist
• De student kan de pH berekenen in een oplossing van een sterke base.
• De student kan beschrijven wat amfolyten zijn en reactievergelijkingen opschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Noteer de reactie(s) als ik oxaalzuur titreer met natronloog.

Slide 3 - Open vraag

Antwoord

Slide 4 - Tekstslide


Wat wordt de PH in het tweede equivalentiepunt van deze titratie?
 (alle -OOC-COOH is omgezet naar -OOC-COO- )

Slide 5 - Open vraag

Antwoord
Hoger dan 7. Ergens tussen de 8 en 10 omdat je al het zwakke zuur is omgezet naar een zwakke base.

Slide 6 - Tekstslide

Ik los natriumdiwaterstoffosfaat op in water. Welke reactie zal optreden?

Slide 7 - Open vraag

Antwoord

Slide 8 - Tekstslide

Wat gebeurd er met de pH? Wordt die zuur, neutraal of basisch.

Slide 9 - Open vraag

Antwoord
Wordt zuur (kleiner dan 7) want er ontstaan hydronium ionen.

Slide 10 - Tekstslide

Bereken de pH als ik 0,1 mol zoutzuur in 100 mL water heb zitten.

Slide 11 - Open vraag

Antwoord

Sterk zuur. Alle protonen worden afgestaan.
0,1 mol/100 mL = 1 mol/L H3O+

pH = -log1 = 0

Slide 12 - Tekstslide

Bereken de pH van een 0,01 mol/L calciumhydroxide oplossing.

Slide 13 - Open vraag

Antwoord

Slide 14 - Tekstslide

Geef de systematische naam van barietwater.

Slide 15 - Open vraag

Antwoord
Bariumhydroxide

Slide 16 - Tekstslide


Je hebt mierenzuur en zwavelzuur
- Geef de formule?
- Is het een sterk of zwak zuur of base?
- Is het anorganisch of organisch?

Slide 17 - Open vraag

Antwoord
Mierenzuur: HCOOH - organisch omdat het een COOH groep heeft. Het is een zwak zuur. Staat niet bij sterke zuren in tabel 49.

Zwavelzuur - H2SO4 - anorganisch zuur - sterk zuur (staat boven H3O+) bij zuren in tabel 49

Slide 18 - Tekstslide


Geef aan of het een zuur, base of amfoliet is:
1.) HCO3-                            3.) HCOOH
2.) CH3COO-

Slide 19 - Open vraag

Antwoord
1.) HCO3- is een amfolyt. Kan een H+ afstaan en omdat die negatief geladen is ook een H+ afstaan.

2.) CH3COO- is een base. Heeft geen polair gebonden waterstof atoom die hij kan afstaan. Alleen apolaire C-H bindingen. Is wel negatief geladen. De COO- groep kan een H+ opnemen.

3.) HCOOH is een zwak zuur. Kan geen H+ opnemen (is geen negatief geladen deeltje). Kan wel van de COOH groep een H+ afstaan.

Slide 20 - Tekstslide