1.1 t/m 1.4 Stofwisseling

Thema 1 Stofwisseling
Opbouw (assimilatie)
Afbraak (dissimilatie)
Stofwisseling in planten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 1 Stofwisseling
Opbouw (assimilatie)
Afbraak (dissimilatie)
Stofwisseling in planten

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
Wat is stofwisseling?
Welke soorten stofwisseling vinden er in mijn lichaam plaats?
Verschil tussen organische en anorganische stoffen.
Hoe werkt stofwisseling in planten

Slide 2 - Tekstslide

Stofwisseling
Stofwisseling is een levensverschijnsel.

Het vermogen van een organisme om stoffen om te zetten.
Bijv: glucose --> zetmeel/glycogeen
water + CO2 --> glucose + zuurstof
aminozuren --> eiwitten

Slide 3 - Tekstslide

Vormen van stofwisseling
Er zijn twee vormen van stofwisseling:
- assimilatie (opbouw)
- dissimilatie (afbraak)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Stofwisseling
Bij inspanning haal je energie uit je voedsel (dissimilatie).
Je verbrandt dan organische stoffen

Planten doen aan fotosynthese (koolstofassimilatie).
Zij maken uit anorganische stoffen  organische stoffen.

Slide 6 - Tekstslide

Assimilatie
Assimilatie is het maken van organische stoffen.

Bij fotosynthese wordt glucose gemaakt: koolstofassimilatie (B5).
Glucose is een groot molecuul, met C, O en H atomen.

Slide 7 - Tekstslide

Assimilatie
Heterotrofe organismen doen ook aan assimilatie (B6).
- eiwitten maken
- glycogeen maken
- vetten maken

Omzetten van voedingsstoffen naar lichaamseigen stoffen is assimilatie.

Slide 8 - Tekstslide

Dissimilatie
Het afbreken van stoffen is dissimilatie (B3)

Dissimilatie is om energie vrij te maken.

Energie wordt vastgelegd in de
vorm van ATP (energierijk molecuul)
Koolstofassimilatie
Dissmilatie
Voortgezette assimilatie

Slide 9 - Tekstslide

Assimilatie en dissimilatie in één plaatje

Slide 10 - Tekstslide

Belangrijke vragen over dissimilatie
Welke organismen doen aan dissimilatie?

Wanneer vindt dissimilatie plaats?

Waar vindt dissimilatie plaats?

Slide 11 - Tekstslide

Stofwisseling in Planten
Assimilatie --> 
voorbeeld: Fotosynthese

Dissimilatie --> 
voorbeeld: Verbranding

Slide 12 - Tekstslide

Transport op kleine afstand
Diffusie
Osmose
Actief transport

Slide 13 - Tekstslide

Maar hoe op grote afstand?

Slide 14 - Tekstslide

Reuzensequoia (115 meter)

Chandler Tree 
(bekendste "Drive thru" boom)

Slide 15 - Tekstslide


Planten
 De wortelharen nemen water + mineralen op uit de bodem. 

 

Koolstofdioxide wordt opgenomen via huidmondjes

Slide 16 - Tekstslide

Vaatbundels in de Plant
Houtvaten
vervoer van water + mineralen (= zouten)

wortels --> stengel --> bladeren

Slide 17 - Tekstslide

Vaatbundels in de Plant
Bastvaten
vervoer van glucose/sacharose

Bladeren --> stengel --> andere delen van plant

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Samengevat
Transport van water en mineralen door houtvaten door
- Verdamping
- Capillaire werking
- Worteldruk

Transport door bastvaten
- Sacharose wordt vervoerd naar plek die het nodig heeft

Slide 20 - Tekstslide

Domeinopdracht
Opdracht 3: zorg dat iedereen in het groepje dit aan mij kan uitleggen als ik langskom

Hetzelfde geldt voor opdracht 7

Leg mij aan de hand van afbeelding 16 uit hoe stoffen in een boom worden vervoerd.

Slide 21 - Tekstslide

Vrijkomen van melkzuur in spieren.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 22 - Quizvraag

Melkzuur is een
A
anorganische stof
B
organische stof

Slide 23 - Quizvraag

Bij dit proces is energie nodig.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 24 - Quizvraag

Er zijn anorganische stoffen bij betrokken.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 25 - Quizvraag

Wordt gebruikt voor groei, vervanging en herstel.
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 26 - Quizvraag

Alcohol wordt door gist gevormd via
A
Assimilatie
B
Dissimilatie

Slide 27 - Quizvraag

Alcohol is
A
een anorganische stof
B
een organische stof
C
lekker
D
niet lekker

Slide 28 - Quizvraag

Verschil tussen aerobe en anaerobe dissimilatie. Welke is juist?
A
Aeroob is met zuurstof Anaeroob is zonder
B
Aeroob is zonder zuurstof Anaeroob is met
C
Aeroob is met glucose Anaeroob is zonder
D
Aeroob is zonder glucose Anaeroob is met

Slide 29 - Quizvraag

Wat ontbreekt er in de volgende reactievergelijking:
glucose + ... > CO2 + water
A
energie
B
ATP
C
ADP
D
zuurstof

Slide 30 - Quizvraag

Eiwitten worden bij dissimilatie gesplitst in ...

Slide 31 - Open vraag

Wat heb je geleerd?

Slide 32 - Woordweb

Waar zou je graag nog
uitleg over willen hebben?

Slide 33 - Woordweb