herhalen 5 havo

herhalen 5 havo bio voor examen
Stofwisseling (allemaal examenstof) en 
DNA (gedeeltelijk examenstof)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

herhalen 5 havo bio voor examen
Stofwisseling (allemaal examenstof) en 
DNA (gedeeltelijk examenstof)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhaling  stofwisseling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke begrippen horen
bij het onderwerp
stofwisseling?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met het gewicht van een individu als in de cellen meer assimilatie dan dissimilatie plaatsvindt?
A
gewicht neemt toe
B
gewicht blijft gelijk
C
gewicht neemt af

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Planten gebruiken nitraat om eiwitten te maken. Is dit assimilatie of dissimilatie? En is nitraat organisch of anorganisch?
A
Assimilatie en nitraat is organisch
B
Assimilatie en nitraat is anorganisch
C
Dissimilatie en nitraat is organisch
D
Dissimilatie en nitraat is anorganisch

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stofwisseling
Stofwisseling is een levensverschijnsel.

Het vermogen van een organisme om stoffen om te zetten.
Bijv: glucose --> zetmeel/glycogeen
water + CO2 --> glucose + zuurstof
aminozuren --> eiwitten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stofwisseling
Bij inspanning haal je energie uit je voedsel (dissimilatie).
Je verbrandt dan organische stoffen

Planten doen aan fotosynthese (assimilatie).
Zij maken uit anorganische stoffen  organische stoffen.
Planten doen óók aan dissimilatie!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over deze dia volgen 2 vragen...

Slide 9 - Tekstslide

Vogels en zoogdieren zijn warmbloedig, hun basale stofwisseling is bij gelijke buitentemperatuur hoger dan de basale stofwisseling van koudbloedige dieren.

Een kikker is dus koudbloedig, een muis warmbloedig.

Bij koudbloedige dieren geldt: hoe warmer, hoe actiever, dus hoe hoger de stofwisseling.

Een kikker in een ruimte van 20 graden heeft een hogere temperatuur dan een kikker in een ruimte van 5 graden en de kikker bij 20 graden is dus actiever dan de kikker bij 5 graden.

Bij warmbloedige dieren is er juist meer verbranding als de buitentemperatuur lager is, het kost meer energie om zichzelf warm te houden.

De muis bij 5 graden verbruikt meer energie dan de kikker bij 20 graden, dus in die bak zal de zuurstof het snelst afnemen.

De kikker bij 5 graden heeft het minste energie nodig, dus het minste verbranding, dus daar zal het minste CO2 aanwezig zijn.


Bij welke muis is de intensiteit van de basale stofwisseling het hoogst?
A
bij muis 2
B
bij muis 4
C
bij beide even hoog

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke van beide kikkers is de intensiteit van de basale stofwisseling het hoogst?
A
bij de kikker in bak 1
B
allebei even hoog
C
bij allebei 0 want ze zijn dood
D
bij de kikker in bak 3

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

juist of onjuist?
Levende dieren- en plantencellen dissimileren altijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voortgezette assimilatie versus koolstofassimilatie
Koolstofassimilatie is het maken van glucose
(fotosynthese, door planten en sommige bacteriën)

voortgezette assimilatie is het maken van eiwitten, koolhydraten en vetten (grotere moleculen) uit kleinere bouwstenen zoals glucose of aminozuren (dat doen alle organismen)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleen dieren doen aan voortgezette assimilatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke grondstof heb je nog meer nodig behalve glucose om eiwitten te maken?
A
nitraat
B
Fosfaat
C
waterstof
D
koolstof

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer 2 dingen die je hebt opgestoken over stofwisseling

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA herhaling

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaan chromosomen?
A
DNA en vet
B
DNA en eiwit
C
DNA en erfelijke eigenschappen
D
DNA en zuurstof

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Translatie is het proces van:
A
DNA -> RNA
B
RNA->Eiwit
C
RNA -> DNA
D
Eiwit->RNA

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als 20% van het DNA molecuul thymine bevat, wat is het percentage Adenine?
A
50%
B
25%
C
20%
D
10%

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA fingerprinting

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies