In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederland is een eenheidsstaat.
A
juist
B
onjuist
Slide 1 - Quizvraag
Wat is waar?
A
De patriotten waren tegen de stadhouder
B
De patriotten waren voor de stadhouder
C
De Oranjegezinden waren tegen de stadhouder
D
De Oranjegezinden waren voor de stadhouder
Slide 2 - Quizvraag
Patriotten streefde naar
A
Vrijheid, gelijkheid en democratie
B
De standenmaatschappij
C
Een grondwet
Slide 3 - Quizvraag
Wie zijn er ontevreden over Willem V?
A
patriotten
B
prinsgezinden
Slide 4 - Quizvraag
Waar waren de Patriotten groot voorstander van? (meerdere antwoorden juist)
A
gelijkheid
B
broederschap
C
geloof
D
vrijheid
Slide 5 - Quizvraag
Patriotten waren voor de stadhouder en voor de familie Oranje.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer was de Franse Tijd in Nederland?
A
1795-1813
B
1806-1813
C
1795-1806
D
voor 1795
Slide 7 - Quizvraag
wat is er in de Franse tijd niet ingevoerd?
A
voornaam
B
adres
C
achternaam
D
vak Frans
Slide 8 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met de: Franse tijd
A
Toen de Franse invloed overheersend was
B
De tijd dat iedereen Frans sprak
C
De tijd dat Napoleon keizer was
D
De tijd dat Franse kleding populair was
Slide 9 - Quizvraag
De Franse tijd was in de tijd van de pruiken en revoluties. Wanneer was deze tijd?
A
1800-1900
B
1600-1700
C
1700-1800
D
1900-2000
Slide 10 - Quizvraag
Zet in de goede tijdsvolgorde
A
Nederland Franse provincie, koninkrijk Holland Bataafse republiek
B
Koninkrijk Holland, Bataafse republiek, Nederland Franse provincie
C
Bataafse republiek, koninkrijk Holland, Nederland Franse provincie
Slide 11 - Quizvraag
Tijdens welke republiek had het volk het meeste te zeggen?
A
Nederlandse republiek
B
Bataafse republiek
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer wordt de Bataafse Republiek gesticht?
A
1789
B
1795
C
1813
D
1806
Slide 13 - Quizvraag
Deze vraag gaat over revolutie in Nederland.
1. De Bataafse Republiek wordt uitgeroepen. 2. De democratie in Nederland wordt afgeschaft. 3. Nederland wordt ingelijfd bij Frankrijk. 4. Nederland wordt het Koninkrijk Holland.
Zet bovenstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
A
1 --> 2 --> 4 --> 3
B
2 --> 1 --> 4 --> 3
C
1 --> 4 --> 2 --> 3
D
1 --> 2 --> 3 --> 4
Slide 14 - Quizvraag
Abolitionisme betekend:
A
Slavernij
B
Gelijkheid
C
Mensenrechten
D
Afschaffing slavernij
Slide 15 - Quizvraag
Abolitionisten willen de slavernij
A
houden
B
afschaffen
Slide 16 - Quizvraag
Verdween slavernij volledig?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
De slavernij bleef bestaan.
A
Verandering
B
Continuïteit
Slide 18 - Quizvraag
Hoe noemen we de stroming mensen die de slavernij wilt afschaffen?
A
anti-slavernij
B
verlichting
C
nationalisten
D
abolitionisten
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer was de slavernij afgeschaft?
A
1814
B
2001
C
1490
D
1780
Slide 20 - Quizvraag
In welk jaar werd in het Britse Rijk de slavernij afgeschaft?