4.1 Wereld: Een wereld van verschillen

4.1 Een wereld van verschillen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

4.1 Een wereld van verschillen

Slide 1 - Tekstslide

Lees de leerdoelen van paragraaf 4.1.
Welk leerdoel weet, begrijp of kan je al?
Herkennen van welvaart en armoede in een land .
Armoedegrens in een rijk land hoger ligt dan in een arm land.
Met cijfers/kaarten aantonen wat een rijk of arm land is.

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Video

Hoe kun je erachter komen of een land arm of rijk is?
Armoede en Rijkdom

Slide 4 - Woordweb

Gevolgen armoede:
Analfabetisme, hoge graad aan werkeloosheid, slechte leefomstandigheden (bijv. krottenwijken), hoog kindersterfte, lage levensverwachting en kinderarbeid

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen rijkdom:
Pensioen, ziekenhuizen, industrie (ipv landbouw),laag sterfte cijfer, goede leefomstandigheden, laag kindersterfte, hoge levensverwachting

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt de wereld opdelen in het rijkere noorden en het armere zuiden.
Arme landen worden ook wel ontwikkelingslanden genoemd. 
.
Arm

Slide 7 - Tekstslide

Armoede in de wereld
De armoedegrens geeft aan hoeveel geld je elke dag nodig hebt voor eten, een onderdak en kleding.

Wat kun je zien in de grafiek hiernaast:
  • In de wereld zijn grote verschillen in armoede:
  • De armoede in de wereld lijkt minder te worden.
  • Afrika ten zuiden van de Sahara blijft achter ten opzichte van andere gebieden.

Armoede per regio %

Slide 8 - Tekstslide

Koopkracht 


Hoeveel je in een land kunt kopen voor 1 euro of dollar. 

Slide 9 - Tekstslide

Als je met 10 euro in een land erg veel kunt kopen, dan is de koopkracht in dat land:
A
Hoog
B
Laag

Slide 10 - Quizvraag

Big Mac Index
Hoe hoog de armoedegrens van een land is, hangt af van de prijzen in dat land.

Met 3 euro op zak kun je in sommige landen geen Big Mac kopen!


Slide 11 - Tekstslide

De Armoedegrens is hoog, dus:
A
het land is rijk
B
het land is arm

Slide 12 - Quizvraag

Hoe hoger de koopkracht in een land,
hoe lager de armoedegrens in een land. 

Slide 13 - Tekstslide

De koopkracht is hoeveel je mag kopen.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Scharreleconomie
In rijke landen hebben de meeste mensen werk. Bij werkloosheid is er vaak een uitkering mogelijk. Leraar, ambtenaar, politie = formele sector

In Afrika ten zuiden van de Sahara hebben weinig mensen een baan. Uitkeringen krijgen de mensen niet, ze zijn straathandelaar, gids voor toeristen. Deze mensen verdienen geld in de scharreleconomie
= informele sector.

Slide 15 - Tekstslide

In rijke landen werken veel mensen in de dienstensector of in de industrie. In de landbouw worden veel machines gebruikt.
In arme landen werken veel mensen in de landbouw, maar er is weinig geld en kennis om machines te gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer werk je in de scharreleconomie?
A
als je een baan hebt die niet geregistreerd staat, bijvoorbeeld: schoenpoetser
B
Illegaal werk, zoals: oplichters en dieven

Slide 17 - Quizvraag

Onderwijs
- Landen in het rijke westen kunnen over het algemeen veel meer investeren in het onderwijs
- Het onderwijs in arme landen beschikt over veel minder middelen zoals smartboards, boeken en goed opgeleide docenten
- Ook zijn de schooldagen veel korter in arme landen

Slide 18 - Tekstslide

School in Afrika
In Afrika naar school gaan is niet zo normaal als in Nederland. 

Wat zijn de verschillen?
  • klassen zitten erg vol
  • kinderen delen pen en boeken
  • docenten verdienen erg weinig

Slide 19 - Tekstslide

Wat betekent de armoedegrens?

Slide 20 - Open vraag

waarom denk jij dat vooral de oudere kinderen niet meer naar school gaan in arme landen?

Slide 21 - Open vraag

Informele circuit
Formele circuit
Belasting betalen
Ruilhandel
zekerheid van werk en evt. uitkering.
Analfabetisme
Scharreleconomie
Banken
Hergebruik spullen
Schoenenpoetser
Politieman
Officiële statistieken

Slide 22 - Sleepvraag

Waarom zijn er vaak zo weinig mensen actief in de landbouw in rijke landen?
A
Minder populair beroep in rijke landen
B
Het eten wordt allemaal geïmporteerd
C
Er worden machines gebruikt in rijke landen

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Besteden de rijkste landen in verhouding met hun inkomen ook altijd het meeste aan onderwijs?
A
nee
B
ja

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

In welke landen gaan de meeste kinderen nog tot hun 18e jaar naar school?
A
lower income countries
B
Middle-lower income countries
C
upper middle countries
D
High income countries

Slide 29 - Quizvraag