Nederlands - Voegwoorden en woordenschat

Nederlands voegwoorden en woordenschat
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands voegwoorden en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige week
- Wordt afgenomen in het examenlokaal C2.03
- KOM OP TIJD + neem je ID-bewijs mee. 
- Het examen wordt op een computer afgenomen
- Je hebt een uur de tijd om je examen te maken (of langer als je recht hebt op extra tijd)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

- Je kunt verschillende voegwoorden benoemen
- Je kunt voegwoorden gebruiken in je eigen teksten
- Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is om een grote woordenschat te hebben.
- Je kan benoemen hoe je je woordenschat kan uitbreiden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn voegwoorden?
Wanneer je twee zinnen aan elkaar kan koppelen, gebruik je een voegwoord. Bijvoorbeeld:
Ik ga naar de stad. Ik heb een nieuwe broek nodig.

Ik ga naar de stad WANT ik heb een nieuwe broek nodig.
WANT is het voegwoord. Je hebt de 2 zinnen hiermee aan elkaar 'gevoegd'. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van voegwoorden
Woorden die een opsomming aangeven: en, waaronder
Woorden die een tegenstelling aankondigen: hoewel, ondanks
Woorden die een verklaring/oorzaak geven: omdat, want, dus, waardoor
Woorden die een tijd aangeven: terwijl, zodra
Woorden die een voorwaarde aangeven: tenzij, 
Overige voegwoorden: deze voegen alleen een zin aan elkaar

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Je krijgt een opdracht van je docent waarmee je aan de slag gaat!
Begrijp je iets niet, laat het weten!

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Hoe groter je woordenschat is, hoe gevarieerder je kunt schrijven! 
Wanneer je een kleine woordenschat hebt, herhaal je vaak dezelfde woorden in dezelfde tekst. Dit kan storend zijn bij het lezen hiervan. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vergroot je je woordenschat?
- Veel lezen!!!! Neem daarom een boek mee naar school. Niks te doen? Pak je boek en ga lezen (eerst met je docent overleggen)!!
- Luisterboeken kunnen ook helpen je woordenschat te vergroten! 

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk een ander woord voor:
Bril

Slide 9 - Open vraag

Bedenk een ander woord voor:
Docent

Slide 10 - Open vraag

Bedenk een ander woord voor:
Straat

Slide 11 - Open vraag

Bedenk een ander woord voor:
Haar

Slide 12 - Open vraag

Bedenk een ander woord voor:
Telefoon

Slide 13 - Open vraag

Einde van de les
- Je weet nu wat voegwoorden zijn en hoe je ze kunt herkennen
- Je kunt zelf voegwoorden op de juiste manier gebruiken in je eigen teksten
- Je weet waarom het belangrijk is om een grote woordenschat te hebben
-Je weet hoe je je woordenschat kan vergroten
- Je neemt voortaan een boek mee naar school!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide