Ontwikkelingsleer


Ontwikkelingsleer
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Ontwikkelingsleer

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • De baby
  •  De  peuter
  • De kleuter
  • Het jonge schoolkind
  • Het oudere schoolkind
  • De puberteit
  • De adolescentie
  • Volwassenheid
  • De jongvolwassenheid
  • De middelbare leeftijd 
  • De vroege ouderdom
  • De ouderdom

Slide 2 - Tekstslide

De baby 
  • 0 tot 18 maanden
  • Fontanel 

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel centimeter groeit een baby in het eerste jaar?
A
30 centimeter
B
60 centimeter
C
20 centimeter
D
25 centimeter

Slide 4 - Quizvraag

Hoe oud is de baby wanneer de tanden tot ontwikkeling komen?
A
2 maanden
B
3 tot 5 maanden
C
7 maanden
D
12 maanden (1 jaar)

Slide 5 - Quizvraag

Wat kan de baby gericht zeggen na 10 maanden?
A
Papa en Mama
B
Speeltuin
C
Dieren
D
Eten

Slide 6 - Quizvraag

De peuter
  • 18 maanden (vanaf dat je kindje 2 jaar word) tot 4 jaar 
  • Mollig
  • Peuterpuberteit

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de peuterpuberteit?
(nee-fase)
A
de peuter is koppig
B
driftbuien
C
De peuter ontdekt dat hij een eigen persoon is
D
alles zelf willen doen

Slide 8 - Quizvraag

Rond welke leeftijd worden kinderen zindelijk?
A
Overdag: tussen 2 en 3 jaar
B
Overdag: tussen 1 en 2 jaar
C
's nachts: tussen 1,5 en 3,5 jaar
D
's nachts: tussen 2,5 en 4,5

Slide 9 - Quizvraag

Lukt samen spelen met andere kinderen?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

De kleuter
  • 4 tot 6 jaar
  • Speelt graag samen
  • Handvoorkeur 

Slide 11 - Tekstslide

Op welke leeftijd beginnen ze met de basisschool?
A
5 jaar
B
3 jaar
C
4 jaar
D
6 jaar

Slide 12 - Quizvraag

In welke taalontwikkelingsfase zit een kleuter van 5 jaar?
A
Voortalige fase
B
Vroeg-talige fase
C
Differentiatiefase
D
Fase van voltooiing

Slide 13 - Quizvraag

Op deze leeftijd wisselt het gebit. Waarom?
A
Dan word je wijzer
B
Plaats voor het definitieve gebit

Slide 14 - Quizvraag

Het jonge schoolkind
  • 6 tot 9 jaar  
  • Aandacht voor leren en oefenen
  • Hoge sportdeelname

Slide 15 - Tekstslide

Waardoor kan het kind wat lichter en eleganter bewegen?
A
De coördinatie verbetert langzaam
B
Het evenwicht verbetert langzaam

Slide 16 - Quizvraag

Het uithoudingsvermogen word steeds beter maar ze worden nog wel snel moe. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd verandert de geheugenontwikkeling?
A
6 jaar
B
7 jaar
C
8 jaar
D
9 jaar

Slide 18 - Quizvraag

Het oudere schoolkind
  • 9 tot 12 jaar  
  • Zowel de fijne als grove motoriek is heel goed 
  • Hoge sportdeelname

Slide 19 - Tekstslide

Wat houd de motorisch gevoelige leeftijd in?
A
Goede coördinatie en uithoudingsvermogen op deze leeftijd
B
Veel kunnen sporten op deze leeftijd
C
Het oudere schoolkind heeft de perfecte leeftijd om motorische vaardigheden te leren

Slide 20 - Quizvraag

Meisjes zijn gemiddeld groter, omdat zij zich op 11 jarige leeftijd al in de groeispurt bevinden. Hoe noemen we deze fase?
A
Groeifase
B
Lengtegroei
C
Puberteit
D
Prepuberteit

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten bij de cognitieve ontwikkeling?
A
Abstract denken en het groeiend vermogen tot reflectie
B
Concreet denken
C
Kritischer denken
D
Nadenken over de gevolgen van eigen en andermans denken en handelen

Slide 22 - Quizvraag

De puberteit
  • 12 tot 16 jaar
  •  Lichamelijk-seksueel volwassen
  • Eigen identiteit

Slide 23 - Tekstslide

Wat verandert er in de puberteit?
A
Je word wijzer
B
Menstruatie
C
Schaamhaar
D
Baard in de keel

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel procent van de jongeren van 12-19 jaar is lid van een of meer sportverenigingen?
A
30%
B
45%
C
60%
D
70%

Slide 25 - Quizvraag

Wat is er bij pubers nog niet volledig ontwikkeld?
A
Prefrontale cortex
B
Kleine hersenen
C
Grote hersenen
D
Hersenstam

Slide 26 - Quizvraag

De adolescentie
  • 16 tot 21 jaar 
  • Adolescere = volwassen worden
  • Werk en relatie

Slide 27 - Tekstslide

Welke 4 kwantitatieve veranderingen vinden er plaats?
A
Het concentratievermogen, het geheugen, abstract denken en kritisch denken
B
Het concentratievermogen, de aandacht, het geheugen en beter plannen/systematisch werken

Slide 28 - Quizvraag

Fitness is populair onder adolescenten klopt dit?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

welke van de volgende aspecten zijn kenmerkend aan de sociaal-affectieve ontwikkeling van adolescenten?
A
Experimenteren en identificeren
B
Keuzes maken
C
Seksuele volwassenheid
D
Losmaken van thuissituatie

Slide 30 - Quizvraag

Volwassenheid
  • De jonge volwassenheid ( 21 tot 40 jaar)
  • de middelbare leeftijd (40 tot 55 jaar)
  • de vroege ouderdom (55 tot 65 jaar)

Slide 31 - Tekstslide

Wat zijn 2 kernmerken van volwassenheid?
A
Gewichtstoename
B
Zelfstandigheid
C
Zelf beslissingen nemen
D
Verantwoordelijkheid

Slide 32 - Quizvraag

Wat houd definitieve zelfbepaling in?
A
Keuzes gemaakt met betrekking tot werk, levenspartner enz.
B
Zelf inhoud geven aan het leven

Slide 33 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd is er geleidelijke afname van de bewegingseigenschappen?
A
25 jaar
B
30 jaar
C
35 jaar
D
40 jaar

Slide 34 - Quizvraag

De jongvolwassenheid
  • .....
  • .....
  • ......

  • 21 tot 40 jaar
  • Topprestaties
  • Krachtig en energiek
  • Ouderschap

Slide 35 - Tekstslide

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelpunten op cognitief gebied?
A
Vervolmaking abstract denken
B
Intellectuele topprestaties
C
Interesse in nieuwe kennis en vaardigheden

Slide 36 - Quizvraag

Hoeveel procent van volwassenen sport wekelijks?
A
50%
B
55%
C
58%
D
60%

Slide 37 - Quizvraag

wat is de gemiddelde leeftijd waarop een vrouw haar eerste kindje krijgt?
A
20 jaar
B
29 jaar
C
25 jaar
D
30 jaar

Slide 38 - Quizvraag

De middelbare leeftijd
  • 40 tot 55 jaar 
  • Midlifecrisis
  • Eerste gezondheidsklachten

Slide 39 - Tekstslide

wat houd een midlifecrisis in?
A
Je gaat ander werk zoeken
B
Ontevredenheid
C
Identiteitscrisis
D
Een leeg gevoel

Slide 40 - Quizvraag

Wat krijg de man op de middelbare leeftijd?
A
Menopauze
B
Penopauze

Slide 41 - Quizvraag

Wat bedoelen ze met de 'eerste levensevaluatie'?
A
Beseffen dat de helft van het leven erop zit
B
Terugkijken naar de jeugd
C
Terugkijken op de tot nu toe behaalde resultaten

Slide 42 - Quizvraag

De vroege ouderdom
  • 55 tot 65 jaar
  • Sportdeelname redelijk hoog niveau 
  • Komst kleinkinderen

Slide 43 - Tekstslide

wat gebeurt er bij het lichamelijke verouderingsproces?
A
Hoge sportparticipatie
B
reactiesnelheid en kracht nemen af
C
de gewrichten worden langzaam door slijtage aangetast
D
Ontstaan van artrose

Slide 44 - Quizvraag

Bij hoeveel procent van de 55- tot 65-jarigen komt artrose voor?
A
60%
B
75%
C
85%
D
90%

Slide 45 - Quizvraag

Wat is de meest beoefende sport tijdens de vroege ouderdom?
A
Fietssport
B
Hardlopen
C
Tennis
D
Fitness

Slide 46 - Quizvraag

De ouderdom
  • 65+ 
  • Gehoor/gezichtsvermogen nemen af
  • Moeite met complexe handelingen

Slide 47 - Tekstslide

Hoeveel procent van de ouderen sport wekelijks?
A
Tussen de 30/35%
B
Tussen de 40/45%
C
50%
D
60%

Slide 48 - Quizvraag

Wat zijn belangrijke punten van de sociaal-affectieve ontwikkeling bij ouderen?
A
Afname van het sociale netwerk
B
Afname van de snelheid van denken
C
Belang van behoud van zelfstandigheid
D
Afname van de geheugenfunctie

Slide 49 - Quizvraag

Wat zijn populaire sporten bij ouderen?
A
Voetballen en hockeyen
B
Fitness, Wandelen en fietsen
C
Hardlopen
D
Tennis, zwemmen en gymnastiek

Slide 50 - Quizvraag