Les 2A: Rapporteren

Les 2A: Rapporteren

Datum: 17 mei 2024
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 1,4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 2A: Rapporteren

Datum: 17 mei 2024

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg toetsing 
  • Basisboek Sociaal werk  Thema 7.1 t/m 7.4 Bladzijde 111
  • Uitleg theorie 4.3 (herhaling): observeren + stappenplan
  • Opdracht theorie 4.4 observatiemethode
  • Leesopdracht: Factoren die de observatie kunnen beïnvloeden 
  • Oefenen met observeren 

Slide 2 - Tekstslide

Wat kun je dit blok verwachten?
  • In week 3 toets (20%) over waarnemen, observeren en rapporteren -> meerkeuzevragen hoofdstuk 4 en 7
  • In week 5 schrijven van een reflectie verslag volgens STARR methode + meerkeuzevragen
  • In toetsweek een casustoetsing in een groep (antwoorden, verslag en observatie)
  • Cijfer komt in toetsboom

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 

  • Je kent de observatiemethoden
  • Je kent de factoren die de observatie kunnen beïnvloeden
  • Je weet op welke manieren je resultaten kunt verwerken
  • Je kent het begrip rapporteren
  • De basis èn de doelen van Rapporteren

Slide 4 - Tekstslide

Wat was ook alweer observeren?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen waarnemen en observeren?

Slide 6 - Open vraag

Welke begrippen horen bij observeren?
A
onbewust
B
doelgericht
C
objectief
D
gaat altijd over gedrag

Slide 7 - Quizvraag

Met welke drie stappen begint het observatieschema?
A
Evaluatiepunten, plan van aanpak, deelvragen
B
Reden van de observatie, observatiedoel, observatievraag
C
Deelvragen, observatievraag en observatiedoel
D
Observatievraag, deelvragen, obervatiemethode

Slide 8 - Quizvraag

Wat is waarnemen?
A
Betekenis geven aan verzamelde informatie
B
Opnemen van prikkels die op je afkomen
C
In een bijzondere situatie vooraf een doel formuleren
D
Iets wat je is opgevallen, bespreken

Slide 9 - Quizvraag

Participerend observeren is
A
Je bent wel aanwezig in groep, maar neemt niet deel aan activiteiten
B
Extern observeren
C
Je bent actief in de groep en je observeert
D
Je doet mee met alle observaties

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent ''signaleren''

Slide 11 - Open vraag

Interpreteren is:
A
observeren
B
verzamelen van gegevens
C
Betekenis geven aan verzamelde informatie
D
informatie

Slide 12 - Quizvraag

Observatiemethoden
Opdracht: werk in 2 of 3 tallen
1: lees de observatiemethode op blz. 71 t/m 73
2: maak een korte samenvatting van de observatiemethode 
3: schrijf in je samenvatting: het doel van de observatie
4: bedenk een voorbeeld bij een observatiemethode

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer je observeert op verschillende tijden is
A
Contextuele observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Protocollaire observatie

Slide 14 - Quizvraag

Factoren die de observatie kunnen beïnvloeden 
Leesopdracht
  • Persoonlijke factoren: vooroordelen / persoonlijke ervaringen
  • Gezondheid van de persoon
  • Veranderingen in de werksituatie
  • Veranderingen in de omgeving
  • Sociale gebeurtenissen

Slide 15 - Tekstslide

Verwerken van informatie
De resultaten van je observatie kun je op verschillende manieren verwerken.
  • beschrijven
  • tellen en turven
  • verbanden leggen

Slide 16 - Tekstslide

Beschrijven
  • Het schrijven van een observatieverslag
  • je beschrijft objectief 
  • Handig om steekwoorden te gebruiken
  • Voordeel van deze methode: je bepaalt zelf wat je wel en niet noteert op basis van je observatiedoel
  • Nadeel van deze methode: tijdrovend

Slide 17 - Tekstslide

Tellen en turven
  • Je werkt met een observatieschema 
  • In dit schema staan observatievragen
  • Je kruist aan of turft wanneer de persoon het omschreven gedrag laat zien
  • Je gebruikt deze methode bv wanneer je wilt weten hoe vaak iets voorkomt of hoelang iets duurt.
  • Gestructureerde manier en objectief
  • makkelijk en kost weinig tijd

Slide 18 - Tekstslide

Verbanden leggen
  • Je kunt informatie verwerken door verbanden te leggen tussen de gegevens die je hebt verzameld.
  • Verbanden leggen: je krijgt een ander beeld van de situatie.

Slide 19 - Tekstslide

Rapporteren

Slide 20 - Woordweb

In duo's
Bespreek waarom rapporteren belangrijk is binnen Sociaal werk

Slide 21 - Tekstslide

Rapporteren
Je doet schriftelijk of mondeling verslag van gebeurtenissen of situaties die je hebt waargenomen.

Intern rapporteren: Verslag uitbrengen aan collega's die voor dezelfde welzijnsorganisatie werken
Extern: aan hetzelfde doel werken, maar niet in hetzelfde team en/of organisatie

Slide 22 - Tekstslide

Subjectief/objectief

Benoem de feiten (objectief), dus geen meningen (subjectief)
Dennis was onbeschoft tijdens de lunch (S) 
Dennis kreeg ruzies met een van de medebewoners (O)
Dennis kan niet goed tegen drukte tijdens de lunch (S) 
Dennis liep halverwege de lunch weg om op bed te gaan liggen (o)

Slide 23 - Tekstslide

In de praktijk

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Wat zijn de doelen van rapporteren?
  • Welke twee vormen van rapportage zijn er?
  • Wat zijn de voordelen en nadelen?
  • Welke drie rapportagesystemen zijn er bij schriftelijk rapporteren?
  • Welke wetgeving is er bij rapporteren? Leg uit

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video