Herhaling Chapitre 1

TH1: Chapitre 1
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

TH1: Chapitre 1

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulaire et phrases-clés

Slide 2 - Tekstslide

Traduis F-N:
Regarde!
A
Kijk!
B
Zie!
C
Vertrek!
D
Doe!

Slide 3 - Quizvraag

Traduis F-N:
le poisson
A
het konijn
B
de hond
C
de kat
D
de vis

Slide 4 - Quizvraag

Traduis F-N:
aujourd'hui
A
gisteren
B
vandaag
C
morgen
D
overmorgen

Slide 5 - Quizvraag

Traduis F-N:
presque
A
soms
B
nooit
C
bijna
D
vaak

Slide 6 - Quizvraag

Traduis F-N:
quelque chose
A
iets
B
niets
C
soms
D
vaak

Slide 7 - Quizvraag

Traduis N-F:
mijn vader
A
mon mère
B
ma mère
C
mon père
D
ma père

Slide 8 - Quizvraag

Traduis N-F:
veel
A
bocoup
B
beaucoup
C
boucoup
D
beaucoep

Slide 9 - Quizvraag

Traduis N-F:
te gek
A
jouer
B
chouette
C
adorable
D
parfois

Slide 10 - Quizvraag

Traduis N-F:
welkom
A
bienvenue
B
bienvenu
C
salut
D
bonjour

Slide 11 - Quizvraag

Traduis N-F:
de vriend
A
le copain
B
la copine
C
l'ami
D
l'amie

Slide 12 - Quizvraag

Traduis N-F:
het mobieltje

Slide 13 - Open vraag

Traduis N-F:
klein

Slide 14 - Open vraag

Traduis N-F:
de neef

Slide 15 - Open vraag

Traduis N-F:
mijn moeder

Slide 16 - Open vraag

Traduis N-F:
helpen

Slide 17 - Open vraag

Traduis N-F:
Wat is je telefoonnummer?

Slide 18 - Open vraag

Traduis N-F:
Tot ziens!

Slide 19 - Open vraag

Traduis N-F:
Hoe oud ben jij?

Slide 20 - Open vraag

Traduis N-F:
Heb jij een broer?

Slide 21 - Open vraag

Traduis N-F:
Hallo, hoe gaat het?

Slide 22 - Open vraag

Grammaire: het lidwoord

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Lidwoorden staan voor...
A
meewerkend voorwerp
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
lijdend voorwerp
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 28 - Quizvraag

Noem de drie Nederlandse lidwoorden

Slide 29 - Open vraag

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
le
B
la
C
des
D
un

Slide 30 - Quizvraag

Welke lidwoorden geven aan dat een woord meervoud is?
A
un
B
les
C
des
D
l'

Slide 31 - Quizvraag

Kies uit: le, la,l' of les
C'est un ami. _____ ami est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 32 - Quizvraag

Kies uit: le, la, l' of les
C'est une piscine. ______ piscine est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 33 - Quizvraag

Kies uit: un, une of des
Le parc est immense. C'est ______ parc naturel
A
un
B
une
C
des

Slide 34 - Quizvraag

Kies uit: un, une of des
La fille est belle. C'est _____ belle fille.
A
un
B
une
C
des

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het meervoud van le, la
A
les
B
des

Slide 36 - Quizvraag

Grammaire: het werkwoord avoir

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

J'
Tu
Il / Elle
Nous
Vous
Ils / Elles
Ai
A
Ont
Avez
As
Avons

Slide 40 - Sleepvraag

Non, j'.... un frère
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 41 - Quizvraag

Nous ..... une voiture et un vélo
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 42 - Quizvraag

Ils / Elles .... une grand-mère super!
A
avons
B
a
C
ont
D
avez

Slide 43 - Quizvraag

Vous ..... une grande chambre?
A
ai
B
avez
C
avons
D
as

Slide 44 - Quizvraag

Fin du cours! Bon courage!

Slide 45 - Tekstslide