In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 1 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 6 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 7 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 8 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 9 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 10 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 11 - Tekstslide
Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
Slide 12 - Tekstslide
Ich ______ in Tilburg.
A
wohnen
B
wohnst
C
wohne
D
wohnt
Slide 13 - Quizvraag
Wo ________ du?
A
wohnen
B
wohnst
C
wohne
D
wohnt
Slide 14 - Quizvraag
Maar hoe zit dat dan precies?
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Na het kijken van het filmpje weten we dat er vaste uitgangen zijn voor iedere persoon:
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam+ t
stam + en
stam + t
stam + en
Slide 17 - Tekstslide
Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en
Slide 18 - Tekstslide
Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en
Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:
E-ST-T-EN-T-EN
FE-E-ST-T-EN-T-EN
Slide 19 - Tekstslide
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t
Slide 20 - Sleepvraag
wonen = wohnen ik woon = ich _________
A
wohne
B
wohnen
C
wohnt
D
wohnst
Slide 21 - Quizvraag
zwemmen = schwimmen jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen
Slide 22 - Quizvraag
schrijven = schreiben hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe
Slide 23 - Quizvraag
spelen = spielen Er__________ gerne Fußball.
Slide 24 - Open vraag
houden van = lieben Ich __________ dich!
Slide 25 - Open vraag
maken = machen Wir __________ gern Musik!
Slide 26 - Open vraag
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben
Slide 27 - Sleepvraag
Welk woord kun je als ezelsbruggetje gebruiken?
Slide 28 - Open vraag
Hoe ver ben je?
A
Ik snap het!
B
Ik begrijp het wel, maar vind het nog een beetje lastig.
C
Ik vind het nog heel erg moeilijk.
D
Ik snap hier helemaal niets van!
Slide 29 - Quizvraag
Aufgabe
Lies die 4 Texte und beantworte die Fragen. Lees de 4 teksten en beantwoord de vragen.
Schwierig? Lies die Erklärung zu den Texten. Moeilijk? Gebruik de uitleg bij de teksten.
Slide 30 - Tekstslide
1 - Musik leidet unter
Dauer-Schluck-auf
Uitleg
In de ondertitel, deze is vetgedrukt, staat dat een Engelse beroepsmuzikant (Berufsmusiker) moet worden geopereerd, omdat hij een chronische - dus: blijvende - hik (Schluckauf) heeft. Hij heeft het sinds September, maar sinds februari bepaalt (bestimmt) de hik zijn leven. Soms (manchmal) komt de hik iedere twee seconden, soms kan hij de hik onderdrukken. Artzen hebben een afwijking / fout (Defekt) aan zijn maagklep vastgesteld (diagnostiziert). Hieraan moet hij geopereerd worden.
Slide 31 - Tekstslide
Wortschatz - Text 1
De onderstaande woorden ben je tegengekomen in tekst 1. Je ziet ze hier met de Nederlandse betekenis erbij. Lees ze aandachtig door en oefen met de vertaling. Ben je klaar? Maak dan de volgende vragen!