h6 herhaling

Klas 4
6.4 Is het eerlijk verdeeld?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 4
6.4 Is het eerlijk verdeeld?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen

  • Herhaling van 6.1, 6.2 6.3 en 6.4
  • Zijn er vragen over de stof of een onderdeel?
  • uitleg 
  • Vragen stellen




Slide 2 - Tekstslide

Economische groei:

  • bbp neemt toe
  • productie neemt toe, investeringen nemen toe, werkloosheid daalt, inkomsten nemen toe
  • nationaal inkomen stijgt

Slide 3 - Tekstslide

Gevolgen van economische groei voor de overheid:
  • hogere inkomens - meer (inkomsten)belasting;
  • hogere winsten - meer (winst)belasting;
  • toenemende productie - minder werkloosheidsuitkeringen;
  • meer productie - meer btw;
  • begrotingstekort kan afnemen.

Slide 4 - Tekstslide

Economische crisis / recessie
Economische crisis: langere tijd daling van de groei, die onder het gemiddelde is.

Recessie: aanhoudende afname van de groei of zelfs krimp van het bbp.

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen van economische krimp voor de overheid:
  • minder productie - meer werkloosheidsuitkeringen;
  • minder productie - minder btw;
  • minder inkomen - minder (inkomsten)belasting;
  • minder winst - minder (winst)belasting;
  • begrotingstekort zal toenemen bij gelijke uitgaven.

Slide 6 - Tekstslide

6.2 Hoe zwaar word je belast (deel 1)
Inkomstenbelasting
(onderscheid naar soort inkomen)
  • 1
  • Inkomen uit werk en wonen
  • 2
  • Inkomen uit aanmerkelijk belang
  • 3
  • Inkomen uit bezit
  • paragraaf 6.2
  • paragraaf 6.3

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-        -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =      € 1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        

Slide 8 - Tekstslide

bijtellingen
Als je een eigen woning hebt, of bijvoorbeeld een auto van de zaak, ziet de belastingdienst als een vorm van inkomen, en daar moet je belasting over betalen. Hoeveel is afhankelijk van de waarde van je woning.

Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van de woning wat als belasting betaald moet worden.

Slide 9 - Tekstslide

Rekenopgave
De WOZ-waarde van een woning is € 180.000. Bereken het eigenwoningforfait.
Antwoord
180000 : 100 x 0,55 = € 990

Slide 10 - Tekstslide

aftrekposten
De rente die je betaalt voor de hypotheek van je eigen woning mag je aftrekken. Maar ook bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, reiskosten of studiekosten.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-        -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =      € 1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        

Slide 12 - Tekstslide

0
66.422
6.2 Hoe zwaar word je belast som 1
1
2
3
4
36,55 %
40,4 %
40,4 %
52 %
Samen een voorbeeld:

  • Belastbaar inkomen box 1:      € 44.062
  • 1e schijf
  • 2e schijf
  • restant in 3e schijf
  • totaal te betalen belasting

19.922
33.715

Slide 13 - Tekstslide

0
66.422
6.2 Hoe zwaar word je belast uitwerking som 1
1
2
3
4
36,55 %
40,4 %
40,4 %
52 %
Samen een voorbeeld:

  • Belastbaar inkomen box 1:      € 44.062
  • 1e schijf 19.922-0=19.922
  • 19922/100x36,55 = € 7.281,-
  • 2e schijf
  • restant in 3e schijf 44.062-19.922=24.140
  • 24140/100x40,4=€ 9.752,-
  • totaal te betalen belasting
  • € 7.281+€ 9752=€ 17.033,-

19.922
33.715

Slide 14 - Tekstslide

0
66.422
6.2 Hoe zwaar word je belast som 2
1
2
3
4
36,55 %
40,4 %
40,4 %
52 %
Zelf een voorbeeld:

  • Belastbaar inkomen box 1:      € 67.822
  • 1e schijf
  • 2e schijf
  • 3e schijf
  • restant in 4e schijf
  • totaal te betalen belasting

19.922
33.715

Slide 15 - Tekstslide

0
66.422
6.2 Hoe zwaar word je belast 
1
2
3
4
36,55 %
40,4 %
40,4 %
52 %
Zelf een voorbeeld:

  • Belastbaar inkomen box 1:      € 67.822
  • 1e schijf 19.922-0=19.922 
  • € 19922/100x36,55 = € 7.281,-
  • 2e schijf (is samen met schijf 3)
  • 3e schijf 66.422-19922= € 46.500,-
  • € 46500,-/100x40,4= €18.786,-
  • restant in 4e schijf 67822-66422=€14.00,-
  • €1400,-/100x52= € 728,-
  • totaal te betalen belasting
  • € 7281 + € 18.786 + € 728 = € 26.795,-

19.922
33.715

Slide 16 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

6.2 Hoe zwaar word je belast (deel 1)
Inkomstenbelasting
(onderscheid naar soort inkomen)
  • 1
  • Inkomen uit werk en wonen
  • 2
  • Inkomen uit aanmerkelijk belang
  • 3
  • Inkomen uit bezit
  • paragraaf 6.2
  • paragraaf 6.3

Slide 19 - Tekstslide

Boven de € 25.000 spaargeld rekent de belastingdienst met een fictief rendement van 2,6% (tot € 100.000, daarboven gelden andere percentages) . Over het fictief rendement betaal je 30% belasting.
€ 40.000,-
€ 15.000,-
2.6% van € 15.000,-
15000/100x2.6=€ 390,-
30% van € 390,-
390/100x30=€ 117,-
Over €40.000,- betaal je dus €117,- belasting
Met de huidige rente van 0.01% levert je vermogen in het echt maar €4,- op.

Slide 20 - Tekstslide

Roberto en Marije hebben samen € 31.500 spaargeld en € 34.640 aan beleggingen. Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen € 50.000.-

Bereken de belasting in box 3 voor Roberto en Marije.

Slide 21 - Open vraag

Roberto en Marije hebben samen € 31.500 spaargeld en € 34.640 aan beleggingen. Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen € 50.000.-

Bereken de belasting in box 3 voor Roberto en Marije.
 € 31.500 spaargeld en € 34.640 aan beleggingen. = € 66.140,- (vermogen)
Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen € 50.000.-
 € 66.140,-(vermogen) -€ 50.000.-(heffingsvrij) = € 16.140,- (belastbaar inkomen)

 € 16.140,- (belastbaar inkomen) x 2,6 % (fictief rendement) = €419,64

€419,64 x 30% belasting = € 125,89

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

6.4 Is het eerlijk verdeeld?

Slide 24 - Tekstslide

6.4 Is het eerlijk verdeeld? 
Degressief belastingtarief
Proportioneel belastingtarief
Progressief belastingtarief
Nederland sociale vlaktaks?
sociale vlaktaks (tot 1:11)

Slide 25 - Tekstslide

Belastingtarieven
Kies uit: Progressief / Proportioneel (vlak) / Degressief
A
Proportioneel
B
Progressief
C
Degressief

Slide 26 - Tekstslide

6.4 Is het eerlijk verdeeld? 
Solidariteitsbeginsel:

  • iedereen met een inkomen moet daarvan een deel afstaan voor mensen zonder inkomen of met een laag inkomen
  • Stelsel van sociale zekerheid
  • inkomenssteun (bijvoorbeeld huur- en zorgtoeslag)

Slide 27 - Tekstslide

Solidariteitsbeginsel
De overheid wil de welvaart onder de bevolking redelijk verdelen.
De sterken helpen de zwakken: de inkomens worden herverdeeld.
Mensen met een hoog inkomen moeten in verhouding meer geld afstaan ten behoeve van de mensen zonder een inkomen of een laag inkomen.

Slide 28 - Tekstslide