Herhaling H6

4-TL
Herhaling 
6.1
6.2
6.3
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4-TL
Herhaling 
6.1
6.2
6.3

Slide 1 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Hoef je niet te weten :-)

Slide 2 - Tekstslide

Boxen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, hoef je niet te kennen
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen

Slide 3 - Tekstslide

     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 4 - Tekstslide

aftrekposten
De rente die je betaalt voor de hypotheek van je eigen woning mag je aftrekken. Maar ook bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, reiskosten of studiekosten.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

  • Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
  • Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-        -
  • Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =      € 1.375,-          +
  • Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        

Slide 6 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Box 3
Belasting over inkomsten uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen. Deze inkomstenbelasting in box noem je ook wel vermogensrendementsheffing.
Bij deze belasting doet de overheid alsof je per jaar verdient aan rente met je spaargeld of winst op je belegging. Dit noem je fictief rendement.

Het eerste deel van je spaargeld is belastingvrij, dit heet heffingsvrij vermogen.

Slide 9 - Tekstslide

Boven de € 25.000 spaargeld rekent de belastingdienst met een fictief rendement van 2,6% (tot € 100.000, daarboven gelden andere percentages) . Over het fictief rendement betaal je 30% belasting.

Slide 10 - Tekstslide

Roberto en Marije hebben samen € 31.500 spaargeld en € 34.640 aan beleggingen. Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen € 50.000.-

Bereken de belasting in box 3 voor Roberto en Marije.
Gebruik percentages op blz. 181

Slide 11 - Open vraag

Uitwerking
Roberto en Marije hebben samen € 31.500 spaargeld en € 34.640 aan beleggingen. Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen € 50.000.-

Totaal inkomen: € 66.410
Belastbaar: € 16.410
Belasting: 30% en daarvan 2,6% =€125,89,-

Slide 12 - Tekstslide