H.17.1 en 17.2 DNA in je cellen en DNA kopiëren

Welkom!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Overstap naar DNA: nuttig?
Op 1 mei 1999 was Marianne Vaatstra als vermist opgegeven bij de politie. Zij was na een avond stappen niet thuis teruggekeerd en verbleef ook niet bij vrienden. Vrienden en familieleden van haar zijn naar haar op zoek gegaan. Kort daarna werd in een weiland, in de nabijheid van de inmiddels gevonden fiets, haar stoffelijk overschot aangetroffen, waarbij bleek dat zij met geweld om het leven was gebracht. Minister van Justitie gaf in 2008 de aanzet tot meer mogelijkheden met DNA-onderzoek, waaronder DNA-verwantschaps-onderzoek. Dit begon in 2012 in een straal van 5 km van de plaats delict onder ruim 8000 mannen.

Slide 3 - Tekstslide

 Bij dit onderzoek op vrijwillige basis werd gezocht naar mannen met een soortgelijk Y-chromosomaal DNA-profiel als de dader, om via familiestambomen van matchende personen de dader te vinden.
Dit  resulteerde in een DNA-match, toen het NFI bijna 4000 van de 6000 DNA-sets uit de Vaatstra-zaak had onderzocht. Al snel werd Jasper S. gearresteerd, een 45-jarige veehouder die 2,5 km van de plaats delict woonde. De verdachte bleek vrijwillig aan het DNA-verwantschapsonderzoek te hebben meegedaan.  Daags na het besluit hem langer in voorarrest te houden bekende S. op 6 december 2012 de moord.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Aan de slag
Maak (in tweetallen) de opdrachten 'voorkennis' op blz. 10.

Als er een binas-tabel genoemd staat, gebruik die dan ook! Hoe meer je gebruik maakt van binas, hoe meer profijt je er van hebt.
Echt waar.

Slide 6 - Tekstslide

les 30 augustus
Overleg met je buur even over de volgende beweringen (volgende dia)

Slide 7 - Tekstslide

Welke van de volgende beweringen zijn waar?
1. Translatie levert een peptideketen op
2. Alle cellen met een kern bevatten hetzelfde DNA
3. Er passen meerdere chromosomen in een gen
4. Er komen in organismen 4 verschillende basen voor: A, C, T, G
5. De base A zit altijd gekoppeld aan de base T
6. Bloedcellen zijn niet geschikt voor forensisch onderzoek

Slide 8 - Tekstslide

Eerst maar eens naar het huiswerk kijken....

Neem het voor je.
Wissel uit met je buur.
Waar hebben jullie nog vragen over?

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een nucleoside en een nucleotide?
A
een (nucleine-)base
B
een fosfaatgroep
C
desoxyribose
D
een OH-groep

Slide 10 - Quizvraag

In DNA heb je de base-paren A-T en C-G. Waarom zit A niet aan C vast (en bijv. T aan niet aan G?
A
A en C stoten elkaar af, terwijl A en T elkaar aantrekken
B
Er zitten eiwitverbindingen tussen A en T
C
Door het (gelijke) aantal waterstofbruggen
D
Histonen bepalen deze bindingen

Slide 11 - Quizvraag

Welk uiteinde van DNA noemen we het 3'-uiteinde?
A
het uiteinde met een vrije hydroxylgroep
B
het uiteinde met een vrije fosfaatgroep
C
het uiteinde met een vrije nucleinebase
D
het uiteinde met een vrij desoxyribosemolecuul

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een histon?
A
een nucleosoom
B
dubbelstrengs DNA
C
eiwit waar DNA omheen gewikkeld zit
D
dubbele helix

Slide 13 - Quizvraag

Wat werkte volgens jullie beter: tekst lezen of afbeelding bestuderen?
A
tekst lezen
B
afbeelding bestuderen
C
ik zou het niet weten

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Mitochondriën hebben een membraan en DNA. Deze feiten zijn een bewijs voor .....
A
de endosymbiosetheorie
B
de evolutie van cellen
C
de scheppingstheorie
D
de afstamming van de mens

Slide 16 - Quizvraag

Het DNA in jouw mitochondriën heb jij gekregen ....
A
van niemand, het zit er gewoon in
B
van je biologische vader
C
in je eerste levensjaar
D
van je biologische moeder

Slide 17 - Quizvraag

Deel van een DNA profiel 
Niet coderend
chromosoom 7
locus D7S280
STR
GATA
Stamboom

Slide 18 - Tekstslide

STR op chromosoom 11 heet TH01.
Vader heeft de allelen 5/8.
Welke combinatie kan zijn zoon niet hebben?
A
TH01 5/5
B
TH01 6/8
C
TH01 6/9
D
TH01 8/9

Slide 19 - Quizvraag

DNA-lab donderdag 21 sept
'De taal van de tumor'
Studenten UU geven uitleg over genetische basis voor behandelingen van tumoren
En je mag zelf natuurlijk ook wat doen!
Duurt 2 uur. Onze groep is cluster 1, dus om 10u in B011!!
Cluster 1 10.00 - 12.00u
Cluster 2 13.00 - 15.00u

Slide 20 - Tekstslide

Doel was: kennis DNA opfrissen en beetje uitbreiden
Gelukt?

Bedenk 1 item uit deze les dat nieuw voor je was.

Nog tijd? Dan werken aan opdracht 1 t/m 6 van 17.1

Morgen verder met 17.2

Slide 21 - Tekstslide

17.2 DNA kopiëren 
 DNA replicatie



Slide 22 - Tekstslide

Eerst nog even een 
Animatie Bouw DNA 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

In welke cellen vindt DNA-replicatie plaats?
A
In de cellen van de geslachtsorganen
B
In alle delende cellen
C
In alle cellen van mensen in de groei
D
In alle levende cellen

Slide 25 - Quizvraag

Wat heeft DNA-replicatie met mitose te maken?
A
Mitose vindt eerst plaats en dan DNA-replicatie
B
Niets
C
DNA-replicatie is een onderdeel van de mitose
D
DNA-replicatie is een onderdeel van de celcyclus

Slide 26 - Quizvraag

Celcyclus
https://www.bioplek.org/animaties/cel/celcyclusx.html

Mitose
https://www.bioplek.org/animaties/cel/mitosex.html

Slide 27 - Tekstslide

In welke Binas-tabel staat de celcyclus?
In welke Binas-tabel staat de mitose?
A
71D en 71E
B
76A en 76B
C
79B en 79C
D
76A en 76B1

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Even aan de slag:
Opdracht 1 en 2  blz 17


Slide 30 - Tekstslide

17.2 Polymerase Chain Reaction
Manier om (kleine stukjes) DNA enorm te vermenigvuldigen

Bijv. handig bij misdaden....te weinig DNA gevonden voor analyse....eerst PCR.....dan wél genoeg!

PCR is dus gewoon een kopieermachine voor DNA.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Jeroen bestudeert de werking van een PCR. In stap 1 worden twee verschillende primers toegevoegd (c en d). Om welke reden zijn ze verschillend?
A
Dan gaat de DNA-vermeerdering sneller.
B
Dan kunnen beide DNA-strengen worden gekopieerd.
C
Dan kunnen er twee verschillende genen worden gekopieerd.
D
Een primer dient voor "start" de ander voor "stop".

Slide 33 - Quizvraag

Je begint met 1 dubbelstrengs sliertje DNA. Hoeveel sliertjes heb je na 5 PCR cycli?
A
5 sliertjes
B
10 sliertjes
C
32
D
64

Slide 34 - Quizvraag

Voor een PCR zijn primers nodig. Wat zijn primers en waar zijn ze voor nodig?
A
Het zijn stukjes DNA die complementair zijn aan het doel- DNA
B
Het zijn stukjes RNA. Ze dienen als startpunt voor DNA-polymerase
C
Het is een enzym dat een stukje DNA maakt zodat replicatie kan beginnen
D
Het is een enzym dat de strengen DNA uit elkaar haalt

Slide 35 - Quizvraag

Tempo: In welke Binas tabel vind je PCR?
A
71M
B
71D
C
71M2
D
Het staat er helaas niet in..

Slide 36 - Quizvraag

Gelelektroforese

Slide 37 - Tekstslide

Maak nu opdracht 7b op blz. 18

A
STR 2/10 Nee...
B
STR 2/10 Ja...
C
STR 4/8 Nee...
D
STR 4/8 Ja...

Slide 38 - Quizvraag

ELO: Opdracht 'Verzin een gen' (in tweetallen)

Je komt vanzelf allerlei begrippen tegen die je nog niet kent. Geeft niks, het is net 2 voor 12: 'Dat zoeken we op!'
Gebruik je boek, je BINAS en je grote vriend Google om antwoorden op je vragen te vinden. En je buur. En als laatste ...BOT

Slide 39 - Tekstslide

Hoe ging deze opdracht? Wat ben je wijzer geworden?

Slide 40 - Open vraag

Les 3
Vragen n.a.v. les 1 en 2? Kijk ook eens op biologiepagina.nl

Hoe ging het huiswerk?

PCR (=ook voorbereiding voor DNA-lab)


Slide 41 - Tekstslide

Wat is blijven hangen
van deze twee lessen?

Slide 42 - Woordweb

Check samen met je buur het huiswerk
er liggen antwoorden-
boekjes in het lokaal

Niet gemaakt? 
Kijk mee met iemand 
die het wel gemaakt heeft, en stel vragen!

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Tot ziens!

Slide 45 - Tekstslide