Quiz sociaal maatschappelijke dimensie

Welke dimensie?
A
Economische
B
Sociaal-maatschappelijke
C
Politiek-juridische
D
Vitaal
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
BurgerschapsonderwijsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke dimensie?
A
Economische
B
Sociaal-maatschappelijke
C
Politiek-juridische
D
Vitaal

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'De leden van sportvereniging X vinden het belangrijk dat ze motivatie hebben, hun best doen en proberen te winnen.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip ´waarde´
A
Enkel iets dat meetbaar is in termen van prestaties of succes.
B
Uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven.
C
Wat door de meerderheid van de samenleving wordt geaccepteerd.
D
Iets dat alleen door wetten wordt bepaald.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip past hier het best bij: De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land
A
Integratie
B
Dominante cultuur
C
Subcultuur
D
Pluriforme samenleving

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wie leer je normen en waarden? :
A
Vrienden
B
Thuis
C
Door je geloof
D
Door de overheid

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?:
Vrijheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden zijn voor iedereen hetzelfde!
A
B

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur of subcultuur?
A
Cultuur
B
subcultuur

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Welk begrip hoort er niet bij?
A
Voorcultuur
B
Dominante cultuur
C
Sub cultuur
D
Tegencultuur

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur of subcultuur?
A
Cultuur
B
subcultuur

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle Nederlanders eten kaas en dragen klompen
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur
C
Stereotype
D
Jongerencultuur

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen met dezelfde afkomst maken vaak deel uit van een:
A
Jongerencultuur
B
Etnische cultuur
C
Regionale cultuur
D
Immigratie cultuur

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat betekend het begrip 'Tolerant'
A
Je accepteert dat mensen anders zijn dan jij.
B
Het negeren van de verschillen tussen mensen.
C
Het verlangen naar absolute gelijkheid.
D
Het actief vermijden van mensen met andere opvattingen.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort discriminatie zien we hier op de afbeelding?
A
Beroep
B
Leeftijd
C
Nationaliteit
D
Sekse

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar denk jij aan bij het begrip 'kansenongelijkheid?'
Op grond waarvan wordt het meest gediscrimineerd in Nederland?

A
GESLACHT
B
GODSDIENST
C
HERKOMST
D
SEKSUELE GEAARDHEID

Slide 18 - Quizvraag

Stel de vraag en laat de leerlingen hun antwoord op hun telefoon invoeren. 
Wanneer ze hun antwoord hebben gegeven, open je het gesprek. 
Wat betekend het begrip 'Vooroordeel'
A
Een feitelijke beoordeling gebaseerd op uitgebreide kennis.
B
Een mening die je hebt over een groep, terwijl je de mensen niet goed kent.
C
Een positieve mening over een groep mensen.
D
Een onpartijdig oordeel gebaseerd op directe ervaring.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stelling: Vooroordelen dragen bij aan kansenongelijkheid.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat betekend het begrip ´Grondwet´
A
Een belangrijk regelboek voor de overheid.
B
Regels die alleen gelden voor bepaalde delen van het land.
C
De basis van alle andere wetten. Hierin staan onder andere de grondrechten.
D
Een tijdelijk document met regels.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de grondwet staat...
Dat de overheid niet mag discrimineren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet geldt voor iedereen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies