Aanwijzend voornaamwoord

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we aanwijzende voornaamwoorden?

Met aanwijzende voornaamwoorden geef je aan waarover het gaat in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Boek
Kun je voor mij dat boek ophalen?

het boek
het = dit of dat
het boek is verder weg dus gebruik je dat.

Slide 5 - Tekstslide

Welke twee woorden gebruik je bij
-het woorden?
A
Die
B
Deze
C
Dit
D
Dat

Slide 6 - Quizvraag

Botsauto's
Hoe vond jij het in die botsauto's gisteren op de kermis?

de botsauto's
de woorden = die of deze
verder weg = die

Slide 7 - Tekstslide

Welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik je bij -de woorden?
A
die
B
dit
C
deze
D
dat

Slide 8 - Quizvraag

Ik vind deze schoenen mooi.
Waarom gebruiken we hier deze?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een aanwijzend voornaamwoord?

Slide 11 - Open vraag

Sander en Ivo staan voor het restaurant.
Ivo vraagt:
Zullen we in _____ restaurant gaan eten?
Welk aanwijzend voornaamwoord moet erin staan?
die, dit, dat of deze.

Slide 12 - Open vraag

Marie heeft haar mooiste trui aan.
Ze zegt: ____ fijne trui heeft Lies ook.
Die, dit, dat of deze?
A
Die
B
Dit
C
Dat
D
Deze

Slide 13 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 14 - Woordweb