In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
KNM thema 2: Omgaan met anderen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Vragen over thema 1: wonen
2.1: Iedereen is anders
2.2 Communiceren
2.3 Vrijheid en gelijkheid
2.4 Feesten en tradities
2.5 Contact met anderen
Slide 2 - Tekstslide
Tijd voor vragen
Slide 3 - Tekstslide
2.1: Iedereen is anders
Slide 4 - Tekstslide
2.1: iedereen is anders
In Nederland wonen mensen met verschillende culturele achtergronden --> verschillende landen, regio's, culturen, religies
Iedereen mag zichzelf zijn (mits je je aan de wet houdt) --> De vrijheid
Slide 5 - Tekstslide
Gewoontes
Iedereen heeft andere gewoontes
In Nederland kan dit per regio verschillen
Ken je een gewoonte niet? Vraag het!
Bijvoorbeeld: wanneer zeg je u of jij?
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Werk samen!
Op welke manier zie je verschillen tussen mensen in Nederland (bijvoorbeeld: leeftijd, uiterlijk, geloof, etc.)?
Welke gewoonte in Nederland was nieuw voor jou?
Wat was voor jou hetzelfde toen je naar Nederland kwam?
Wat doe je als je de gewoonte van mensen in Nederland niet kent?
Slide 8 - Tekstslide
2.2: Communiceren
Slide 9 - Tekstslide
Direct communiceren
Nederlander zijn direct: ze zeggen wat ze bedoelen
direct communiceren ≠ indirect communiceren
Communiceren met mensen uit andere culturen is soms lastig: er kan een misverstand ontstaan
Ook op werk krijg je vaak directe feedback --> om te helpen
Overlast? --> mensen hierop aanspreken = rekening houden met elkaar
Slide 10 - Tekstslide
Werk samen!
Nederland zeggen mensen vaak eerlijk wat ze bedoelen. Ze zeggen bijvoorbeeld ‘nee’ als ze niets willen eten of drinken. Hoe ben jij dat gewend?
Vind je ook dat veel mensen in Nederland direct communiceren? Kun je een voorbeeld geven?
Krijg je wel eens directe feedback? Bijvoorbeeld van je docent of op je werk? Hoe vind je het om feedback te krijgen?
Wat doe je als je overlast hebt van andere mensen?
Vind je dat mensen in je omgeving rekening met elkaar houden? Kun je een voorbeeld geven?
Slide 11 - Tekstslide
Afspraken maken
In Nederland plannen mensen veel - voor werk, afspraken met familie vrienden en vrije tijd
Op welke manier spreek je af met je vrienden of met je familie? Gaat dat spontaan of via een afspraak?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
2.3 Vrijheid en gelijkheid
Slide 14 - Tekstslide
In de Nederlandse wet staat dat mannen en vrouwen gelijk zijn.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Vrouwen mogen in Nederland alle beroepen kiezen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Als mensen in Nederland willen samenwonen, trouwen ze meestal eerst
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Als een man en vrouw samen een kind krijgen, moeten ze trouwen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Homoseksualiteit is in Nederland toegestaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Twee mannen kunnen in Nederland een relatie hebben, maar ze mogen niet samenwonen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
In Nederland hebben sommige kinderen twee vaders of moeders.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
In Nederland zijn er regels over welke kleding je mag dragen in het openbaar.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Dit moet je weten:
Mannen en vrouwen zijn in Nederland gelijk --> dezelfde kansen
Ongehuwd samenwonen is in Nederland toegestaan
Je hoeft niet te trouwen wanneer je kinderen krijgt
Homoseksualiteit is in Nederland toegestaan (thuis en in het openbaar)
Mensen van hetzelfde geslacht kunnen ook trouwen en kinderen krijgen
Mensen in Nederland mogen hun eigen kleding te kiezen
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Werk samen!
Vind je dat mensen in Nederland gelijk zijn? Op welke manier merk je dat?
In Nederland zijn mannen en vrouwen volgens de wet gelijk. Maar soms zijn mannen en vrouwen in de praktijk niet altijd helemaal gelijk. Bijvoorbeeld in het huishouden of op het werk. Wanneer zie jij ongelijkheid tussen mannen en vrouwen? Kun je een voorbeeld geven?
Op welke manier kies jij je kleding? Wat vind je belangrijk?
Denk aan toen je jong was en bij je ouders woonde. Welke discussies had je toen met je ouders? Welke verschillen waren er tussen jullie?
In Nederland leren jongens en meisjes op school dezelfde dingen. Hoe was dat op jouw school?
Slide 25 - Tekstslide
2.4 Feesten en tradities
Slide 26 - Tekstslide
Wat zijn in Nederland vrije dagen?
Slide 27 - Woordweb
Feestdagen
De meeste vrije dagen zijn christelijke feestdagen. Denk aan: Kerst, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren
Scholen zijn dicht en mensen krijgen een vrije dag
Video!
Slide 28 - Tekstslide
Belangrijke feestdagen
Kerst/Kerstmis, 25 en 26 december (christelijk)
Goede vrijdag (christelijk)
Pasen (christelijk)
Hemelvaart (christelijk)
Pinksteren (christelijk)
Koningsdag, 27 april
4 en 5 mei: Dodenherdenking en Bevrijdingsdag
Sinterklaas/Pakjesavond, 5 december
Slide 29 - Tekstslide
Werk samen!
Ga naar: LINK, KNM thema 2.4
Slide 30 - Tekstslide
2.5 Contact met anderen
Slide 31 - Tekstslide
Wat is een vereniging?
Welke verenigingen zijn er? Wat doen ze?
Wie kan lid van een vereniging worden?
Moet je voor een vereniging betalen?
Slide 32 - Tekstslide
Vereniging
Lidmaatschap van een vereniging kan helpen om meer contact met mensen te krijgen
Lid van een vereniging? --> Er wordt verwacht dat je je ook inzet voor de vereniging. Bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk
Slide 33 - Tekstslide
Praat samen
Wanneer feliciteer je iemand?
Op welke manier feliciteer je iemand?
Slide 34 - Tekstslide
Wanneer en hoe feliciteer je iemand?
Slide 35 - Woordweb
Goed nieuws en slecht nieuws
Na een overlijden sturen mensen vaak een kaart naar de nabestaanden.
Goed nieuws? Je kunt op verschillende manieren reageren: een kaart of berichtje sturen, iemand bellen of langsgaan.
Hoe je reageert op slecht of goed nieuws, ligt natuurlijk aan de relatie die je hebt met de persoon.