Present simple - de tegenwoordige tijd

Present Simple
De tegenwoordige tijd in het Engels
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Present Simple
De tegenwoordige tijd in het Engels

Slide 1 - Tekstslide

present simple

Slide 2 - Woordweb

Wanneer gebruik je de 'present simple'?

bij feiten
gewoonten
&
regelmatige gebeurtenissen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de regel?
Bij de he / she / it persoon plak je een -S achter het werkwoord.

De woorden he / she / it kun je ook vervangen door namen of personen.
> Bijvoorbeeld: Sarah, your mother, Tim, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Veranderingen in de spelling
1. Werkwoorden die eindigen op een medeklinker en een -y, krijgen -ies bij de he/she/it-vorm.

Bijvoorbeeld:  I study a lot -> Lisa studies a lot.

2. Als er voor de -y een klinker (a-e-i-o-u) staat, dan krijgt het werkwoord bij de he/she/it gewoon een -s.

Bijvoorbeeld: I play hockey -> Eric plays hockey.

Slide 5 - Tekstslide

werkwoord (to) be
in de tegenwoordige tijd gebruik je vaak het onregelmatige werkwoord: (to) be - zijn.

Je kunt ook de verkorte vorm gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

werkwoord have - do - go
Ook de werkwoorden have , do & go oftewel hebben, doen & gaan gebruik je vaak in de tegenwoordige tijd in het Engels.

De verkorte vorm van have got :
  • I have got = I've got
  • You have got = you've got
  • He / she / it has got = he's got / she's got / it's got.
  • Enz.

Slide 7 - Tekstslide

Vragen maken met het werkwoord 'do' 
Bij I, you, we en they begint de vraag met het werkwoord do.

Bij  he, she  en it begint de vraag met does.


Slide 8 - Tekstslide

Vragen maken met het werkwoord 'be'
Vraagzinnen met be (am, are, is) maak je door de eerste woorden van de zin om te draaien.

Slide 9 - Tekstslide

Ontkenningen met het werkwoord 'be'
Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, maak je een ontkenning.

Als je een ontkenning maakt met het werkwoord be:

I am very strong > I am not very strong > I'm not very strong.
You are... > you are not... > you aren't...
He is ... > he is not ... > he isn't...

Slide 10 - Tekstslide

Ontkenningen met het werkwoord 'do'
Als er géén vorm van het werkwoord be, have got  of  can in de zin staat, dan gebruik je don't  of doesn't om ontkenningen te maken.

Bij he, she & it  gebruik je doesn't.

Slide 11 - Tekstslide

You ... 16 years old.
A
am
B
are
C
is
D
was

Slide 12 - Quizvraag

She ... got a beautiful bike.
A
has
B
have
C
's
D
've

Slide 13 - Quizvraag

Linda ... a lot.
A
study
B
study's
C
studies
D
studie's

Slide 14 - Quizvraag

... we have English next?
A
Do
B
Don't
C
Does
D
Doesn't

Slide 15 - Quizvraag

Marco ... have a pet
A
Do
B
Don't
C
Does
D
Doesn't

Slide 16 - Quizvraag

Practise
Ga nu oefenen met de present simple.

Ga naar de volgende website en maak de opdracht:

Maak een screenshot (print screen) van je antwoorden en zet deze in de huiswerkmap in Teams.

Slide 17 - Tekstslide