3.2 het bestuur van de stadstaat 2021

De Grieken
Het bestuur van de stadstaat
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Grieken
Het bestuur van de stadstaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over Griekse
goden en mythen?

Slide 2 - Woordweb

Voordat we beginnen
Een mythe!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Deze les: 
  • bespreken opdracht bestuursvormen
  • Uitleg 3.2: Het bestuur van de stadstaat
  • Aan de slag met het lezen van de theorie en maken van de opdrachten

Slide 8 - Tekstslide

Aan het einde van de les ...
  • ....kun je uitleggen hoe de Grieken zichzelf besturen
  • ... kun je uitleggen wat monarchie betekent
  • ... kun je uitleggen wat aristocratie betekent
  • ....kun je uitleggen wat de kenmerken zijn van een tiran
  •  ...kun je uitleggen wat democratie betekent
  • ... Kun je uitleggen hoe Athene een democratie werd.

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen 3.2
Aan het eind van deze les kun je:

  • Uitleggen hoe onderdanen werden bestuurd in een monarchie en een aristocratie.
  • Uitleggen welke kenmerken er bij het bestuur van een tiran horen en waarom de ene tiran als goed werd gezien, terwijl de andere tiran als slecht werd gezien.
  • Toelichten hoe Atheense burgers zichzelf bestuurden door een democratisch systeem.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel
Overkoepelend leerdoel:

Onderscheid maken tussen de vier verschillende bestuursvormen in het oude Griekenland.

Slide 11 - Tekstslide

Maak je klaar om aantekeningen te nemen
Uitleg

Slide 12 - Tekstslide

Bestuurders en onderdanen
De Griekse stadstaten waren onafhankelijk, de Grieken bestuurden en beslisten over zichzelf

De meeste stadstaten waren tot de 8e eeuw v.chr (-800/-700) een monarchie: een staat met een vorst (koning) met erfopvolging. De koningen regeerden alleen (de meeste onderdanen vonden dit prima). 

Slide 13 - Tekstslide

Bestuurders en onderdanen
Groot grondbezitters (rijke onderdanen) met aanzien namen de macht over in de 8e eeuw v.Chr. Er was verzet tegen de heerschappij.

Dit waren edelen die het niet eens waren met de monarchie. Aristocratie: een regering met een groep aanzienlijke mensen.

Slide 14 - Tekstslide


Wat zie je op het plaatje?
A
Een oligarchie
B
Een aristocratie
C
Een monarchie
D
Geen van alle genoemde antwoorden

Slide 15 - Quizvraag

Goede en slechte tirannen
Soms slaagde één van de edelen erin door middel van geweld alle macht naar zich toe te trekken. 

Zo iemand, die alleen het gebied bestuurt en vaak door geweld aan de macht gekomen is noemen we een tiran.


Slide 16 - Tekstslide

De Griekse stadstaten waren onafhankelijk

Monarchie: een staat met één vorst 
Aristocratie: een regering met een groep aanzienlijke mensen
Tiran: alleenheerser die onwettig de macht heeft gegrepen
Rechtspraak: beslissen over toepassen van wetten.

In het Oude Griekenland kwamen er goede en slechte tirannen voor. Een voorbeeld van een goede is Pisistratus (546 v. Chr.)

Slide 17 - Tekstslide

Democratie
Ontstond in de stadstaat Athene in 507 v. Chr.

Het volk verdreef een tiran en daarna werd een nieuwe bestuursvorm ingevoerd > Democratie: bestuur waarbij het volk beslist (volksregering)
Demos = volk, krateo = heersen

Dingen die te maken hebben met het bestuur noemen we politiek (afgeleid van ... ?)

Einde: 338 v. Chr. toen Griekenland onder heerschappij van Macedonië

Slide 18 - Tekstslide

Democratie?!
  • Niet helemaal...
  • ...alleen mannelijke burgers (ongeveer 10% van de bevolking) 
  • Vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten niet meepraten.

Niet iedereen was het eens met de democratie > vele discussies onder geleerden. 
VB: Plato en Socrates > gewone volk kon geen beslissingen nemen voor de stadstaat. 



Slide 19 - Tekstslide

De Atheense volksvergadering
40 keer per jaar kwamen de Atheense mannen bij elkaar op de Pnyx  om te vergaderen (volksvergadering). Deze vergadering nam alle beslissingen (oorlog, vrede, geldzaken, ambtenaren). 
Bij belangrijke beslissingen moesten minstens 6000 mensen aanwezig zijn (BV: oorlog)

Je moest een flink stemgeluid hebben en overtuigend kunnen spreken met veel uitstraling om een echte leider te zijn. VB: Perikles was zo'n goede spreker en overtuigde de menigte om een Parthenon te bouwen, een tempelcomplex voor de staatsgodin Athena.

Slide 20 - Tekstslide

Stembiljetten. 
Schervengericht: wegstemmen van ongewenste politici.

Slide 21 - Tekstslide

Verschillende soorten democratie
Directe democratie: burgers stemmen zelf over politieke voorstellen (in een volksvergadering).
Indirecte democratie: burgers stemmen op vertegenwoordigers die namens de burgers stemmen over politieke voorstellen.

Slide 22 - Tekstslide

Democratie in Athene:

Slide 23 - Tekstslide

Democratie in stadstaat Athene
Directe democratie
Democratie in Nederland
Indirecte democratie
Iedereen mag stemmen (meebeslissen), behalve...

- vrouwen
- kinderen
- slaven
- vreemdelingen uit andere stadstaten

Kortom, alleen vrije volwassen mannen waarvan beide ouders uit Athene kwamen mochten stemmen en bezaten dus het burgerschap (± 10% van de mensen was burger)

Iedereen mag stemmen (meebelissen), behalve...

- Jongeren onder de 18 jaar. 
- Mensen zonder Nederlands paspoort
Democratie in de stadstaat Athene en in Nederland:

Slide 24 - Tekstslide

Vanaf 507 v. Chr. was Athene een democratie waarin burgers in de volksvergadering beslissingen namen over de stadstaat. 

Democratie: (volksregering), bestuur waarbij het volk beslist.
Burgers: volwassen mannen met bepaalde rechten (landbezit, spreken en stemmen in volksvergadering).
Politiek: heeft te maken met bestuur.

De democratie eindigde in 338 v. Chr. omdat de stadstaten onder de heerschappij van Macedonië kwamen (verlies onafhankelijkheid).

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties:
1: Democratie A: Een koning heeft de macht
2: Aristocratie B: Het volk heeft de macht
3: Monarchie C: De adel heeft de macht
4: Tirannie D: Met geweld de macht gegrepen
A
1B, 2A, 3D, 4C
B
1B, 2C, 3A, 4D
C
1A, 2B, 3C, 4D
D
1D, 2C, 3B, 4A

Slide 29 - Quizvraag

Extra uitleg

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Democratie



                    Aristocratie




  • Kleine groep machthebbers
  • Bevoorrecht door afkomst en aanzien
  • Uit adelijke families
  • Het volk regeert
  • Burgers in volksvergadering
  • Vrije mannen, ouders geboren in stadstaat

Slide 32 - Tekstslide

Bestuur door een koning of keizer
A
Aristocratie
B
Democratie
C
Monarchie
D
Tirannie

Slide 33 - Quizvraag

Monarchie 


  • \

  • Koning en erfopvolging
  • Alleenheerschappij
  • Raad van ouderling geven advies
Tirannie




  • Alle macht bij een persoon
  • Verkregen door anderen uit te schakelen (staatsgreep)
  • Zijn wil is wet, harde hand.

Slide 34 - Tekstslide

De regering van een groep aanzienlijken
A
Aristocratie
B
Monarchie
C
Stadstaat
D
Tirannie

Slide 35 - Quizvraag

Welk bestuur had de stad Athene?
A
Aristocratie
B
Democratie
C
Monarchie

Slide 36 - Quizvraag

Welk bestuur had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning

Slide 37 - Quizvraag

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 38 - Quizvraag

I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet.
II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Wie mochten meebeslissen in de Atheense democratie?

A
slaven
B
vreemdelingen
C
vrouwen
D
mannen

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 41 - Quizvraag

Geef één overeenkomst tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.

Slide 42 - Open vraag