BS2 Voedselproductie

BS2 Voedselproductie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

BS2 Voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.
- Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.

Slide 2 - Tekstslide

3 soorten landbouw
1. Akkerbouw -> planten
2. Tuinbouw -> planten
3. Veeteelt-> landbouwhuisdieren

Er is steeds meer voedsel nodig.

Slide 3 - Tekstslide

Monocultuur
Monocultuur is een grote akker met een gewas. 
Voordelen: Snel en makkelijk de bodem bewerken en oogsten. Hierdoor een hoge voedselopbrengst voor lage prijzen.

Slide 4 - Tekstslide

Plaag
Een nadeel van monoculturen is dat er een grotere kans is op een plaag. In monoculturen ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën en schimmels, kunnen zich  sneller verspreiden.  Er zijn daarom chemische en biologische bestrijdingsmiddelen om planten te beschermen.

Slide 5 - Tekstslide

Bemesting
- Uitputting van de grond door monocultuur. De stoffen, zoals nitraat en fosfaat die de plant nodig heeft verdwijnen uit de bodem.
- Door bemesting worden mineralen aangevuld. Stalmest bestaat uit uitwerpselen en urine van landbouwhuisdieren en bevat ammoniak. 
- Reducenten breken de mest af waardoor mineralen vrijkomen, zoals stikstof. 

Slide 6 - Tekstslide

Nadelen bemesting
- Productie en transport kosten energie 
- Er treedt verzuring en vermesting op doordat niet alle mineralen worden opgenomen. 
- Door verzuring worden bomen, planten en waterdieren vatbaarder voor ziekten. Bij vermesting komen er te veel mineralen in het oppervlaktewater. 
- Het biologisch evenwicht raakt hierdoor verstoord.

Slide 7 - Tekstslide

Bodembewerking
Door ploegen en eggen komt er meer zuurstof in de bodem voor de reducenten. Planten kunnen dan water en mineralen beter opnemen en de plantenwortels kunnen beter in de bodem doordringen. 
Sommige akkerbouwers doen
dit niet om het bodemleven
niet te verstoren. Dat noem je
niet-kerende grondbewerking.

Slide 8 - Tekstslide

Verhogen voedselproductie
- De voedselproductie wordt hoger door gebruik te maken van voedingsgewassen met gunstige erfelijke eigenschappen. 
- Het gewas kan die eigenschappen krijgen door veredeling en door genetische modificatie.

Slide 9 - Tekstslide

Veredeling

- Veredeling begint met de selectie van planten met gunstige eigenschappen. Dat noem je kunstmatige selectie, omdat de selectie plaatsvindt door de mens. 
- Een veredelaar kruist deze individuen tot er planten uitkomen met een combinatie van gunstige eigenschappen. 
- Deze soort wordt dan in productie genomen.

Slide 10 - Tekstslide

Veredeling

Slide 11 - Tekstslide

Genetisch gemodificeerd
- Door genetische modificatie wordt een gen van de ene plant dan toegevoegd aan de erfelijke informatie van de andere plant. Bv. aardappels genen en resistent tegen ziekten. 
- Sommige mensen zijn bang dat dit
gevaarlijk is. Er is een vergunning voor
nodig en staat op het etiket. 


Slide 12 - Tekstslide

Veeteelt
- Intensieve veehouderij: weinig grond en veel dieren. 
- Krachtvoer bevat veel energierijke stoffen en de juiste mineralen voor zo veel mogelijk opbrengst. 
- Veredeling bijvoorbeeld om meer melkproductie te krijgen bij koeien. Dat gebeurt door dieren met een goede opbrengst met elkaar te kruisen.

Slide 13 - Tekstslide

Kunstmatige inseminatie (ki)
Bij Kunstmatige inseminatie wordt sperma van een stier met gunstige eigenschappen opgevangen en in de baarmoeder van een koe ingebracht. 

Slide 14 - Tekstslide

In-vitrofertilisatie (ivf)
Buiten de baarmoeder zaadcellen die de eicellen bevruchten, waarna het klompje cellen in de baarmoeder van draagkoeien wordt ingebracht. 

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maken basisstof 2 van thema 7

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
- Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.
- Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video