soorten werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Zinsdelen en woordsoorten

Zinsdelen

Persoonsvorm

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Woordsoorten

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig werkwoord

Koppelwerkwoord

Hulpwerkwoord

Actie

Omschrijving

Zelfstandig werkwoord

Koppel-werkwoord

werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Zelfstandig werkwoord
(voorbeeld)

Koppelwerkwoord
(voorbeeld)

Hulpwerkwoord

Werkwoordelijk gezegde

Ik HEB net een tosti met ketchup gegeten.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Naamwoordelijk gezegde

De winkel is gisteren open GEWEEST.

1. hulpwerkwoord
2. koppelwerkwoord

Mijn buurvrouw WORDT morgen 43.

1. koppelwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. hulpwerkwoord

Ik BEN vanmorgen naar mijn oma gelopen.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Ik ZWEM graag baantjes.

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord
3. koppelwerkwoord

Frits BLIJFT een vervelend mannetje.

1. Zelfstandig werkwoord
2. Hulpwerkwoord
3. Koppelwerkwoord

Dat dertienjarige meisje zou volgend jaar graag
een jaartje naar Amerika willen.

1. zou = hulpwerkwoord willen = zelfstandig werkwoord
2. zou = zelfstandig werkwoord willen = zelfstandig werkwoord
3. zou = hulpwerkwoord willen = koppelwerkwoord
4. zou = zelfstandig werkwoord willen = koppelwerkwoord

Is deze stof moeilijk of makkelijk?

1. Moeilijk
2. Makkelijk
3. Ik snap het een beetje