2,1: Welvaart en crisis in de Verenigde Staten (2)

Startopdracht:
  • Noem een kenmerk uit de jaren 1920 dat je ziet op deze afbeelding.
  • Noem een kenmerk uit de jaren 1930 dat je ziet op de afbeelding.
  •  Geef je mening , past deze afbeelding goed in de jaren 1930? Leg je antwoord uit.
timer
5:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht:
  • Noem een kenmerk uit de jaren 1920 dat je ziet op deze afbeelding.
  • Noem een kenmerk uit de jaren 1930 dat je ziet op de afbeelding.
  •  Geef je mening , past deze afbeelding goed in de jaren 1930? Leg je antwoord uit.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

2.1: Welvaart en crisis in de Verenigde Staten (2)

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
  • Bespreken startopdracht
  • Bespreken huiswerk.
  • Vaardigheid: oorzaak/gevolg.
  • Economische crisis in beeld.
  • Afronden paragraaf 2.1, laatste instructie
  • Maken van de paragraaftoets 

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
... Weet je weer welke soorten oorzaken er zijn en hoe je ze kunt herkennen.
... Kun je een directe en een indirecte oorzaak noemen van de economische wereld crisis
... Je hebt voorbeelden gezien van hoe het leven van  mensen er in de jaren 1930 uit zag in de VS.
... Heb je geleerd op welke manier de verschillende presidenten de crisis bestreden.
... Heb je laten zien dat je politieke ideologieën kunt herkennen in het handelen van twee Amerikaanse presidenten.
... Heb je geoefend met toetsvragen en je manier van antwoord geven.

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken huiswerk:
  • Lees de gedeelde les nog eens door. Lees ook het artikel dat in SOM staat.
  • Maak een beschrijving van de VS in de jaren 1920. In je antwoord moeten in elk geval terugkomen: consumptiemaatschappij, optimisme en lopende band.
  • Maak een beschrijving van de economische crisis: Begin bij 24 oktober 1929 en beschrijf daarna zo veel mogelijk gebeurtenissen op van de crisis waren. ( je kunt hiervoor ook goed het artikel gebruiken.
  • Zoek uit hoe in Amerika de verschillende presidenten omgingen met de crisis. (gebruik hiervoor paragraaf 2.1 en het artikel) Noteer hoe president Hoover en president Roosevelt dit aanpakten en geef je mening, welke aanpak is het beste volgens jou?

Slide 5 - Tekstslide

VS jaren 1920

Slide 6 - Woordweb

Economische crisis jaren 1930

Slide 7 - Woordweb

Vaardigheid: Oorzaak/Gevolg
  • Directe oorzaak: waardoor iets gebeurt of meteen in gang wordt gezet.
  • Aanleiding: Een gebeurtenis die direct leidt tot een andere gebeurtenis.
  • Indirecte oorzaak: een ontwikkeling die al een tijdje gaande is, waardoor een bepaalde gebeurtenis mogelijk wordt.
  • Direct gevolg: iets wat snel na een gebeurtenis plaatsvindt.
  • Indirect gevolg: het effect van de gebeurtenis, dat pas later duidelijk wordt.
Vaardigheid 9, blz. 134

Slide 8 - Tekstslide

Soorten oorzaken:
  • Directe oorzaak van de economische wereldcrisis: Beurskrach in New York
  • Indirecte oorzaak: Overproductie in de VS. Jarenlang teveel geproduceerd, mensen hebben de producten niet meer nodig, de markt is verzadigd.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Oplossingen: President Hoover

Slide 11 - Woordweb

De overheid grijpt in:
President Hoover:
  • Economische crisis gaat vanzelf voorbij, overheid moet niet ingrijpen in de economie.
  • Als de prijzen maar genoeg dalen komt er vanzelf weer groei.
  • Prijsdaling zorgt er vooral voor dat bedrijven en werknemers minder verdienen.
  • Het beloofde herstel bleef uit, Hoover en zijn Republikeinse partij verliezen hierdoor in 1932 de verkiezingen.

Slide 12 - Tekstslide

Oplossingen: President Roosevelt

Slide 13 - Woordweb

De overheid grijpt in:
President Roosevelt:
  • Democratische partij, gekozen in 1932.
  • Nieuwe aanpak om de crisis te bestrijden, de New Deal
  • Overheid ging zich intensief met de crisis bemoeien
  • Mensen aan het werk gezet met openbare werken.
  • Boeren die hun productie beperkten kregen subsidie
  • Overheid kocht graan, katoen en zuivel op voor prijzen die boven de marktprijs lagen.
  • Overheid gaat toezicht houden op banken.
  • Vakbonden kregen meer rechten en de lonen en arbeidstijden werden verbeterd.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Een voorstander van de New Deal zou waarschijnlijk een socialist zijn, leg dit uit.

Slide 20 - Open vraag

Een tegenstander van de New Deal zal waarschijnlijk een liberaal zijn, leg dat uit.

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag:
  • Markeren in je informatieboek alle belangrijke zaken van paragraaf 2.1 (blz. 28 t/m 30)
  • Uitwerken leerdoelen en begrippen van paragraaf 2.1
  • Maak de paragraaftoets (zie som), je maakt de paragraaftoets op papier. (dus in je schrift)
  • Herhaal eerst de vraag in je antwoord 
  • Weet je het antwoord niet? Zoek het op in je boek of in lessonUp.

Slide 22 - Tekstslide

Controle lesdoelen:
Aan het einde van deze les (nu dus):
... Weet je weer welke soorten oorzaken er zijn en hoe je ze kunt herkennen.
... Kun je een directe en een indirecte oorzaak noemen van de economische wereld crisis
... Je hebt voorbeelden gezien van hoe het leven van mensen er in de jaren 1930 uit zag in de VS.
... Heb je geleerd op welke manier de verschillende presidenten de crisis bestreden.
... Heb je laten zien dat je politieke ideologieën kunt herkennen in het handelen van twee Amerikaanse presidenten.
... Heb je geoefend met toetsvragen en je manier van antwoord geven.

Slide 23 - Tekstslide