THEO LES 4: Been/ zenuw/ spierweefsel

Les 4: Been- zenuw - spierweefsel
Algemene theorie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 4: Been- zenuw - spierweefsel
Algemene theorie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhalen cel, epitheelweefsel, bindweefsel

Nieuwe lesstof:

  • Beenweefsel
  • Zenuwweefsel
  • Spierweefsel

Herhalen d.m.v. Kahoot!

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • De student kent de bouw en functie van beenweefsel
  • De student kent de bouw en functie van zenuwweefsel
  • De student kent de bouw en functie van spierweefsel

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog? 

Slide 4 - Tekstslide

Welke klier is endo - exocrien?
A
Alvleesklier
B
Melkklier
C
Talgklier

Slide 5 - Quizvraag

Waaruit bestaat klierweefsel?
A
Bindweefsel
B
Epitheelweefsel
C
Kraakbeenweefsel

Slide 6 - Quizvraag

Welke vorm hebben de cellen van het onderhuids bindweefsel? (onderste laag van de opperhuid)
A
Cilindervormig
B
Kubusvormig
C
Plaveiselvormig

Slide 7 - Quizvraag

Waar wordt DNA aangetroffen?
A
In de celkern
B
In het cellichaam
C
In het celmembraan

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke levensverrichtingen van de cel speelt chromatine een belangrijke rol?
A
Prikkelbaarheid
B
Stofwisseling
C
Voortplanting

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer deelt het cellichaam zich bij indirecte deling?
A
Na het delen van de celkern
B
Tegelijk met het delen van de celkern
C
Voor het delen van de celkern

Slide 10 - Quizvraag

Welke bewering over een NIET- delende cel is juist?
A
Deze heeft 23 chromosomen
B
Deze heeft 46 chromosomen
C
Deze heeft 92 chromosomen

Slide 11 - Quizvraag

Beenweefsel

Slide 12 - Tekstslide

Beenweefsel
Botweefsel

Harde tussenstof

Slide 13 - Tekstslide

Beenweefsel heeft een harde tussenstof. Welke vezel zorgt voor deze stevigheid?
A
Collageen
B
Elastine
C
Reticuline

Slide 14 - Quizvraag

Wat zorgt voor de hardheid van de tussenstof?
A
Collageen
B
Eiwitten
C
Kalkzouten

Slide 15 - Quizvraag

Functies beenweefsel

Slide 16 - Woordweb

Functies beenweefsel
  • Bescherming
  • Steun
  • Vormgeving
  • Aanhechtingsplaats voor spieren
  • Bloedcelvorming 

Slide 17 - Tekstslide

Anatomie bot
  • Beenvlies = periost
  • Compact been
  • Sponsachtig been
  • Mergholte 

Slide 18 - Tekstslide

Beenvlies (Periost)
Is rijk aan: 

  • Bloedvaten
  • Lymfevaten
  • Zenuwen

Slide 19 - Tekstslide

Beenvlies (Periost)
Vanuit het beenvlies treden dwarslopende bloedvaten het been binnen = kanalen van Volkmann

De dwarslopende bloedvaten vertakken zich in de kanalen die in de lengterichting van het bot lopen = kanalen van Havers

Slide 20 - Tekstslide

Compact been
  • Door het compact been lopen vele bloedvaten

  • Bloedvaten liggen in nauwe tunneltjes = kanalen van Havers

  • Is hard en wit van kleur

Slide 21 - Tekstslide

Spongieus bot
  • Komt voor binnen het compact been

  • Opgebouwd uit netwerk van beenbalkjes waardoor een  steigerconstructie ontstaat 

  • Beenbalkjes zijn gevuld met beenmerg

Slide 22 - Tekstslide

Mergholte
Een holte in het bot gevuld met GEEL beenmerg

Plaats: 
Middengedeelte van de pijpbeenderen
(diafyse)

Slide 23 - Tekstslide

Botvorming
Directe vorming
  • Osteoblasten

Indirecte vorming
  • Kraakbeen wordt omgevormd tot bot

Slide 24 - Tekstslide

Zenuwweefsel

Slide 25 - Tekstslide

Zenuwweefsel
Centrale zenuwstelsel
  • Hersenen
  • Ruggenmerg

Perifere zenuwstelsel
  • Hersenzenuwen 
  • Ruggenmergzenuwen

Slide 26 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Onderverdeling naar functie: 

  • Animale zenuwstelsel = willekeurig
  • Vegetatieve zenuwstelsel = onwillekeurig

Slide 27 - Tekstslide

Zenuwweefsel
  • Zenuwcellen = neuronen 

Dit is het MEEST prikkelgevoelige weefsel

Slide 28 - Tekstslide

Anatomie neuron
  • Cellichaam
  • Celkern
  • Uitlopers = neurofibrilen 

Neuronen geleiden prikkels en geven deze door.

Uitlopers:

  • Neurieten = axonen
  • Dendrieten

Slide 29 - Tekstslide

Soorten zenuwen
  • Motorische zenuwen  -> bundels neurieten
  • Sensibele zenuwen     -> bundels dendrieten
  • Gemengde zenuwen   -> deze zenuwen bestaan uit een sensibele en een motorische tak

Slide 30 - Tekstslide

Ga naar Kahoot.it

Slide 31 - Tekstslide

Spierweefsel

Slide 32 - Tekstslide

Spierweefsel
Opgebouwd uit spiercellen

Deze cellen kunnen samentrekken = contraheren (contractie)

De samentrekking komt tot stand door een zenuwprikkel = spierinnervatie

Slide 33 - Tekstslide

Soorten spierweefsel
  • Glad spierweefsel = onwillekeurig

  • Dwarsgestreept spierweefsel = willekeurig

  • Hartspierweefsel = dwarsgestreept,     onwillekeurig 

Slide 34 - Tekstslide

Glad spierweefsel
Spoelvormige cellen

Onze organen zijn opgebouwd uit glad spierweefsel behalve het hart.

Cellen trekken langzaam en gelijkmatig samen



Slide 35 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel
Grote cilindervormige cellen

Lange vezels met talrijke kernen

Spiervezels = myofibrillen

Het is het spierweefsel van de:

  • Skeletspieren
  • Mimische spieren


Slide 36 - Tekstslide

Pezen
D.m.v. een pees zit een spier vast aan een bot

Opgebouwd uit vast bindweefsel -> dus veel collagene vezels

Functie peesschede:
  • De pees op zijn plaats houden

Functie vocht: 
  • Beweging van de pees makkelijker maken

Slide 37 - Tekstslide

Spierbuik
Het is het breedste gedeelte van een spier

Slide 38 - Tekstslide

Hartspierweefsel
Ons hart is opgebouwd uit dit weefsel

Dwarsgestreept maar wel onwillekeurig

Slide 39 - Tekstslide

Herhaling weefsel
  • Beautylevel trainer weefsel 

Slide 40 - Tekstslide

Begrippen
Animale zenuwstelsel: Willekeurige zenuwstelsel
Contraheren: Samentrekken (samentrekking = contractie)
Dendriet: Een cel heeft talrijke korte dendrieten. Ze geleiden prikkels naar het cellichaam toe.
Innervatie: De zenuwimpuls die wordt gegeven aan een spier.
Motorisch eindplaatje: De plaats waar de prikkel van de zenuwbaan overgezet wordt op een spier of klier.
Myeline: Vetachtige stof
Myofibrillen: Spiervezels
Neuriet (axon): Een cel heeft meestal 1 lange neuriet. Een neuriet geleidt prikkels van het cellichaam af.
Neurofibrillen: Zenuwvezels







Slide 41 - Tekstslide

Begrippen
Neuron: Zenuwcel
Osteoblasten: Botcellen
Peesschede: Bindweefselkoker met slijmerig vocht
Spierfascie: Spierschede / koker
Spierinnervatie: Samentrekking van de spier die tot stand komt middels een zenuwprikkel.
Synaps: De plaats waar de prikkel over gaat op de dendrieten van de volgende zenuwcel (neuron).
Vegetatieve (autonome) zenuwstelsel: Onwillekeurige zenuwstelsel

Slide 42 - Tekstslide

Wat willen jullie volgende week besproken hebben?
Volgende keer:

  • Herhalen 
  • Formatieve toets cel en weefsel

Slide 43 - Tekstslide