Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Oefen verder in SCORE.
Hoofdletters
in een zin
Een zin begint - in principe - altijd met een hoofdletter: op de 1e letter van het 1e woord. 

Bijvoorbeeld:
Ik kom naar je toe.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen op de vaste regel dat elke zin met een hoofdletter begint: 
  • Na een getal/symbool: ook het eerste woord ná dat getal begint NIET met een hoofdletter.
Bijv: 38 procent van de kiezers stemt op de VVD. 

  • Als de zin begint met 's: Dan begint het tweede woord WEL met een hoofdletter.                              Bijv: 's Ochtends vroeg laat ik eerst de hond uit.





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters 
bij eigennamen

Alle namen van personen worden met een hoofdletter geschreven, ook al staan ze niet aan het begin van een zin (ook bijnamen).
Bijvoorbeeld:
Wanneer komen An en Jan?
Karel de Stoute

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters bij persoonsnamen
Je schrijft altijd de voornaam én achternaam
met een hoofdletter:

Anna Mulder - Wesley Smit - Amir Assouad 

Ook de voorletters (zonder spatie): E.H. Janssen
let op de punten na elke voorletter!



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenvoegsels
Soms staan er nog een of meer woordjes tussen de voor- en achternaam:
de, van, van de, van der
Dit stukje van de naam schrijf je alleen met een
hoofdletter als de naam ermee begint en er dus geen voornaam of voorletters voor staan:
Sem de Vries - (Geachte meneer) De Vries
Iris van Vliet - (familie) Van Vliet

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters bij aardrijkskundige namen

Namen van plaatsen, streken, provincies en landen schrijf je met een hoofdletter. Net als afleidingen ervan:
Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs om een Parijzenaar bezoeken.
Middellandse Zeegebied


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering:
rassen
Namen van volkeren en bewoners is met een hoofdletter: Eskimo. Maar raciale aanduidingen is met een kleine letter: blanke, zwarte, latino, indiaan.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardrijkskundige namen

Maar ook bijvoorbeeld voor straatnamenbergen, rivieren, woestijnen, zeeën en hemellichamen (behalve de aarde/zon/maan).
Bijvoorbeeld:
de Alpen, de Maas, de Sahara, de Poolster, maar: de zon!



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering:
windstreken
Windstreken schrijf je altijd met een kleine letter, tenzij deze onderdeel is van een aardrijkskundige naam:
oost, west, thuis best
Zuid-Limburg


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Namen van bedrijven, merken, organisaties, evenementen

Rabobank, Shell
  Coca-Cola, BMW
Greenpeace
Pinkpop

Uitzonderingen bij sommige organisaties en bedrijven
iPhone, HEMA, YouTube

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Titels van boeken/films en letteraanduidingen
de Bijbel
Kruistocht in spijkerbroek
Mocromaffia

Letterwoorden als: 
T-shirt
O-benen
X- en Y-chromosomen
pH-waarde

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geschiedenis
Historische gebeurtenissen schrijf je met een hoofdletter:
Eerste Wereldoorlog

Historische periodes en allerlei stromingen niet:
middeleeuwen, ijstijd, jugendstil, barok

Dagen, maanden en seizoenen niet
maandag, januari, zomer

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dagen en tijd
Feestdagen schrijf je met een hoofdletter
Kerst of Kerstmis, Pasen

Afleidingen van feestdagen niet
eerste kerstdag, sinterklaasfeest


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Religie
Heilige begrippen schrijf je met een hoofdletter:
God, Allah, Sint-Maarten

Maar zowel religies als hun aanhangers niet:
jodendom-joden
islam-moslims
boeddhisme-boeddhisten



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de hoofdletters goed?
A
Mevrouw A. van Beek
B
Mevrouw A. van beek
C
Mevrouw Van Beek
D
Mevrouw van Beek

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletter of niet?
A
titanic
B
Titanic

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters: goed of fout?
Zuid-Hollandse
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het juist:
de zon komt op in het oosten
A
De Zon komt op in het Oosten.
B
De zon komt op in het Oosten.
C
De Zon komt op in het oosten.
D
De zon komt op in het oosten.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

moederdag
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Kermis staat van Woensdag tot Zaterdag op het Stationsplein.
A
hoofdletters staan allemaal goed
B
1 hoofdletter staat goed
C
2 hoofdletters staan goed
D
3 hoofdletters staan goed

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met kerst vieren wij dat Jezus christus is geboren.
Hoeveel hoofdletters mis je?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
  • Punten
  • Komma's
  • Vraagteken 
  • Uitroepteken

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen:
• Je weet dat hele zinnen beginnen met een hoofdletter.
• Je kent de regels voor hoofdletters in eigennamen en aardrijkskundige namen.
• Je kunt de regels toepassen in eenvoudige situaties.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hoofdletters en leestekens gebruiken?

Slide 25 - Woordweb

Beter leesbaar en meer tekstbegrip als je weet waar de zin begint en eindigt en waar je de nadruk moet leggen.

Waarom gebruik leestekens en hoofdletters?
  • Dan weet je precies waar de zin begint en eindigt.
  • Je weet waar je de nadruk moet leggen of een leespauze moet inlassen.
  • Zodat je de zinnen makkelijker kunt lezen.
  • EN VOOR BETER TEKSTBEGRIP!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De punt
  • Aan het einde van elke zin (niet in titels).
  • Bij afkortingen als m.b.v. of t.a.v. of dr.

Let op! Géén punt in afkortingen bij:
  • maten en gewichten: km of mg 
  • letterwoorden als mbo of wc of PvdA

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het vraagteken
  • Aan het eind van elke rechtstreekse vraag (directe reden): Wanneer gebruiken we een vraagteken?
  • Géén vraagteken na een afhankelijke vraag (indirecte reden): Karin vroeg wanneer je een vraagteken moet gebruiken.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het uitroepteken
  • Na een bevel: Lig!
  • Na een uitroep: Auw!
  • Na een oproep: Kom vandaag naar het stembureau!

Let op! Gebruik niet teveel uitroeptekens in een tekst! Dan valt het niet meer op!


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De komma
Een komma is een rustpunt in de zin, het zorgt ervoor dat je de zin makkelijker kunt lezen en zorgt voor meer tekstbegrip.

Sowieso gebruik je een komma tussen de verschillende delen van een opsomming:
Ik kocht bij de bakker twee speltbroden, een rijstevlaai en vijf harde broodjes.
Wij hebben gezien: Joep, Piet, Bram en Esther.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komma's plaatsen?
  • Tussen 2 persoonsvormen in 1 zin:of 2 werkwoorden in 1 zin:
Toen ze dat verteld had, begon iedereen te juichen.
Als jij niet belt, bel ik zelf wel even.

  • Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden die je onderling kunt wisselen:
Daar staat een knappe, blonde jongen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komma's plaatsen?
  • Als er midden in de zin een voegwoord staat: omdat, doordat, zoals, terwijl, aangezien, want en maar.

Ik kan niet naar het feest, omdat ik dan op vakantie ben.
Na/voor een aanspreking: Bas, kom je mee? Kom je mee, Bas? Wanneer kom je nou, Bas, we moeten vertrekken.        
  • Na/voor een tussenwerpsel: Nou, lekker dan! Jan heeft gelogen, helaas.
  • Bijstelling; zegt iets over z.n.: Luuk, die knappe voetballer, blijkt getrouwd te zijn.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer komma's plaatsen?
  • Maak meer gebruik van komma's. Altijd als je de zin hardop leest en je hoort een soort natuurlijke pauze: plaats die komma. Je zult zien dat dit op de aangegeven plaatsen is.

  • Als je teveel komma's moet plaatsen, is je zin te lang. Zet een punt en maak er meerdere kortere zinnen van. Dat houdt je tekst actief en helder.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plaats 
  • geachte meneer de vries
  • dagmar houdt van pianospelen paardrijden en boksen
  • bah ik lust geen komkommersoep
  • ik ging naar de kapper die ik al jaren ken om mijn pony te laten knippen
  • 38 auto's waren betrokken bij een ongeluk in zuid frankrijk
  • de boer werkt op het land zodat daar bloemkool kan groeien
  • wil je even helpen jurre
  • ik wil het liefst een rode kleine auto van het merk alfa romeo
  • wat sara durft is echt moedig
  • 's middags kunnen we paaseieren zoeken met pasen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geachte meneer De Vries
Dagmar houdt van pianospelen, paardrijden en boksen.
Bah, ik lust geen komkommersoep!
Ik ging naar de kapper, die ik al jaren ken, om mijn pony te laten knippen.
38 auto's waren betrokken bij een ongeluk in Zuid-Frankrijk.
De boer werkt op het land, zodat daar bloemkool kan groeien.
Wil je even helpen, Jurre?
Ik wil het liefst een rode, kleine auto van het merk Alfa Romeo.
Wat Sara durft, is echt moedig.
's Middags kunnen we paaseieren zoeken met Pasen
Antwoorden 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig leren en werken
Werkboek: thema 2 Vrije tijd - H3 Taalverzorging - p. 131-150 Zinnen en hoofdletters. Antwoorden in de tegel in Teams.

Online: Studiemeter -> Methode -> VIA Starttaal Online ->  2F en 3F -> Spelling ->  Hoofdletters 1,2,3,4,5

www.cambiumned.nl

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies