par. 7.5. ondanks grenzen toch samenleven

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg.

Veel succes!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg.

Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw presentatie
  1. Leerdoelen 7.5
  2. Herhaling 7.4 met quizvragen
  3. Uitlegfilmpje 7.5
  4. Quizvragen 7.5 voor check leerdoelen
  5. Wat ga je nu doen?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4
  1. Je kunt uitleggen wat pluriformiteit in Nederland is en hiervan ten minste twee voorbeelden geven.
  2. Je kunt pluriformiteit in je eigen omgeving herkennen en er ten minste twee voorbeelden van geven.
  3. Je kunt ten minste twee voorbeelden van sociale samenhang geven.
  4. Je kunt verklaren waarom minder sociale samenhang kan leiden tot minder betrokkenheid en participatie van wijkbewoners.
  5. Je kunt een voorbeeld van ontkerkelijking beschrijven.
  6. Je kunt een voorbeeld geven van segregatie.
  7. Je kunt een voorbeeld geven van integratie.
  8. Je kunt ten minste twee voorbeelden geven van sociale ongelijkheid.
  9. Je kunt het verband beschrijven tussen minder sociale samenhang, segregatie en sociale ongelijkheid.
  10. Je kunt beschrijven hoe sociale samenhang wordt vergroot door te letten op leefbaarheid in wijken en je kunt hiervan twee voorbeelden geven.
  11. Je kunt verklaren op welke manier tolerantie een rol speelt bij samenleven.
  1. Je kunt uitleggen wat pluriformiteit in Nederland is en hiervan ten minste twee voorbeelden geven.
  2. Je kunt pluriformiteit in je eigen omgeving herkennen en er ten minste twee voorbeelden van geven.
  3. Je kunt ten minste twee voorbeelden van sociale samenhang geven.
  4. Je kunt verklaren waarom minder sociale samenhang kan leiden tot minder betrokkenheid en participatie van wijkbewoners.
  5. Je kunt een voorbeeld van ontkerkelijking beschrijven.
  6. Je kunt een voorbeeld geven van segregatie.
  7. Je kunt een voorbeeld geven van integratie.
  8. Je kunt ten minste twee voorbeelden geven van sociale ongelijkheid.
  9. Je kunt het verband beschrijven tussen minder sociale samenhang, segregatie en sociale ongelijkheid.
  10. Je kunt beschrijven hoe sociale samenhang wordt vergroot door te letten op leefbaarheid in wijken en je kunt hiervan twee voorbeelden geven.
  11. Je kunt verklaren op welke manier tolerantie een rol speelt bij samenleven.

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen 
Je gaat nu een aantal herhalingsvragen van 7.4 krijgen. 

Ben je in staat om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden?

Kracht zit in de herhaling!

Slide 4 - Tekstslide

Welk voordeel van open grenzen wordt in het boek (7.4) onder het kopje 'voordelen' gegeven?

Slide 5 - Open vraag

Welke 3 nadelen van open grenzen worden in het boek (7.4) onder het kopje 'nadelen van open grenzen' gegeven?

Slide 6 - Open vraag

Ben jij op basis van de voor- en nadelen voorstander of tegenstander van open grenzen? Geef 2 argumenten voor je keuze.

Slide 7 - Open vraag

Een euregio is
A
ergens waar je met de euro betaald.
B
een samenwerkingsverband tussen verschillende landen
C
een regio in Europa

Slide 8 - Quizvraag

Wat valt je op aan de ligging van de Euregio's? (figuur 9 par. 7.4)
A
Liggen verspreid over het land
B
Liggen allemaal in het grensgebied
C
Liggen vooral aan de kust

Slide 9 - Quizvraag

Gebruik figuur 9 nogmaals voor deze vraag. Kijk eens naar de ligging van Euregio Maas-Rijn. Welk probleem kunnen ze ervaren in de samenwerking?

Slide 10 - Open vraag

Wat is GEEN taak van een Euregio?
A
Aanpakken van drugsoverlast
B
Oplossen van verkeersproblemen
C
Oplossen van problemen met regels over belastingen
D
Problemen van watervervuiling aanpakken

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een nadeel van open grenzen?
A
Je kan de weg kwijtraken.
B
Ook criminelen gaan gemakkelijker de grens over.
C
Geen paspoortcontrole meer.
D
Je kan vrij met andere landen handelen.

Slide 12 - Quizvraag

En nu...?
Vond je het lastig en maakte je veel fouten?
  1. Bekijk nogmaals de uitlegfilmpjes (volgende slides) en lees paragraaf 7.4 goed door. Ga hierna door met de presentatie.
  2. Gebruik het vragenuurtje met de docent (zie rooster Magister) om aan te geven waar het minder goed ging en stel je vragen!

Ging het goed en snapte je het?
  1. Lees 7.4 nogmaals goed door en ga verder met de presentatie. 

Slide 13 - Tekstslide

Uitlegfilmpje
Je gaat nu een uitlegfilmpje van 7.5 bekijken.
Deze duurt ongeveer 12 minuten.
Maak per dia korte aantekeningen! Dan heb je de lesstof in je schrift staan en hoef je voor de quizvragen niet steeds het filmpje terug te kijken.
Na het filmpje ga je antwoord geven op de quizvragen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Quiz paragraaf 7.5

Slide 16 - Tekstslide

Een ander woord voor multiculturele samenleving is:
A
Etnische diversiteit
B
Pluriforme samenleving
C
Sociale betrokkenheid
D
Sociale samenhang

Slide 17 - Quizvraag

Als groepen mensen in de samenleving gescheiden van elkaar leven noemen we dat.....
A
Segregatie
B
Binnenlandse migratie
C
Integratie
D
Migratie

Slide 18 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de ontwikkeling die zichtbaar is in de afbeelding?

Slide 19 - Open vraag

Als de ontkerkelijking toeneemt, neemt de participatie van de burgers af.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

In steden kennen wijkbewoners elkaar vaak alleen nog maar van gezicht. Mensen voelen zich steeds minder met elkaar en hun woonplaats verbonden. In de stad is de [1] dan ook vaak kleiner dan op het platteland. Mensen zorgen niet meer goed voor elkaar en doen ook minder vaak mee met activiteiten in de wijk. Je zegt ook wel dat de betrokkenheid en de [2] van mensen afneemt. Een gevaar hiervan is dat mensen met verschillende identiteiten elkaar niet meer leren kennen en daardoor niet goed met elkaar kunnen samenleven: [3] lukt dan niet zo goed.
A
1 = segregatie; 2 = integratie; 3 = participatie
B
1 = participatie; 2 = sociale samenhang; 3 = integratie
C
1 = sociale samenhang; 2 = participatie; 3 = integratie
D
1 = sociale samenhang; 2 = ontkerkelijking; 3 = sociale samenhang

Slide 21 - Quizvraag

In een wijk in een grote stad wonen verschillende groepen mensen met verschillende identiteiten goed samen. Er zijn geen problemen. Mensen respecteren elkaar.
A
Tolerantie
B
Participatie
C
Segregatie
D
ontkerkelijking

Slide 22 - Quizvraag

Om de sociale samenhang te verbeteren, moet de leefbaarheid verbeterd worden. Op welke drie manieren kan dat?

Slide 23 - Open vraag

In dorpen, steden en buurten waar sprake is van een pluriforme samenleving, is vaker sprake van 'schildpadgedrag'. Waarom?

Slide 24 - Open vraag

Integratie of segregatie
A
Integratie
B
Segregatie

Slide 25 - Quizvraag

Wat vond je van deze les? Dus wat vond je goed, wat vond je niet goed. Leg dit kort uit. De docent probeert de lessen zo goed mogelijk te maken.

Slide 26 - Open vraag

Leerdoelen 7.5 behaald?
Leerdoelen op de volgende dia!

Ben je in staat om antwoord te geven op de leerdoelen?
Heb je de quizvragen zonder problemen beantwoord?
Kun je de vragen via de methodesite zonder problemen beantwoorden?

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4
  1. Je kunt uitleggen wat pluriformiteit in Nederland is en hiervan ten minste twee voorbeelden geven.
  2. Je kunt pluriformiteit in je eigen omgeving herkennen en er ten minste twee voorbeelden van geven.
  3. Je kunt ten minste twee voorbeelden van sociale samenhang geven.
  4. Je kunt verklaren waarom minder sociale samenhang kan leiden tot minder betrokkenheid en participatie van wijkbewoners.
  5. Je kunt een voorbeeld van ontkerkelijking beschrijven.
  6. Je kunt een voorbeeld geven van segregatie.
  7. Je kunt een voorbeeld geven van integratie.
  8. Je kunt ten minste twee voorbeelden geven van sociale ongelijkheid.
  9. Je kunt het verband beschrijven tussen minder sociale samenhang, segregatie en sociale ongelijkheid.
  10. Je kunt beschrijven hoe sociale samenhang wordt vergroot door te letten op leefbaarheid in wijken en je kunt hiervan twee voorbeelden geven.
  11. Je kunt verklaren op welke manier tolerantie een rol speelt bij samenleven.
  1. Je kunt uitleggen wat pluriformiteit in Nederland is en hiervan ten minste twee voorbeelden geven.
  2. Je kunt pluriformiteit in je eigen omgeving herkennen en er ten minste twee voorbeelden van geven.
  3. Je kunt ten minste twee voorbeelden van sociale samenhang geven.
  4. Je kunt verklaren waarom minder sociale samenhang kan leiden tot minder betrokkenheid en participatie van wijkbewoners.
  5. Je kunt een voorbeeld van ontkerkelijking beschrijven.
  6. Je kunt een voorbeeld geven van segregatie.
  7. Je kunt een voorbeeld geven van integratie.
  8. Je kunt ten minste twee voorbeelden geven van sociale ongelijkheid.
  9. Je kunt het verband beschrijven tussen minder sociale samenhang, segregatie en sociale ongelijkheid.
  10. Je kunt beschrijven hoe sociale samenhang wordt vergroot door te letten op leefbaarheid in wijken en je kunt hiervan twee voorbeelden geven.
  11. Je kunt verklaren op welke manier tolerantie een rol speelt bij samenleven.

Slide 28 - Tekstslide

En nu..
  1. Ga naar de mthodesite.
  2. Maak daar de opdrachten van paragraaf 7.5. Gebruik bij het maken altijd de groepscode (zie planner week 14, huiswerk in Magister). Zonder code kan de docent niets volgen = huiswerk niet gemaakt. 
  3. 7.5 af? Dus gelezen, presentaties bekeken + quizvragen beantwoord én de opdrachten uit het digitale werkboek gemaakt?
    Dan kun je starten met 8.1 (LessonUp + opdrachten methodesite).

Slide 29 - Tekstslide