herhalen waterbeheer V4

hfst 1 De kust in beweging
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hfst 1 De kust in beweging

Slide 1 - Tekstslide

Zachte kust
Harde kust
Dijken
Dam
Strand
Natuurlijke oorsprong
Door de mens aangelegd. 

Slide 2 - Sleepvraag

Hier mengt zoet water met zout water
A
Waddenkust
B
Estuarium
C
Duinkust
D
Harde kust

Slide 3 - Quizvraag

Kenmerkend voor wadden is ...
A
veel zand en klei en ze vallen droog
B
veel klei en altijd onder water
C
veel zand en ze vallen droog
D
veel zand en klei en altijd onder water

Slide 4 - Quizvraag

Waar in het estuarium is het verschil tussen Eb en vloed het grootst?
A
A
B
B
A
A
B
B

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit waarom Estuaria zwakke plekken zijn in de kustverdediging

Slide 6 - Open vraag

Wanneer is er de hoogste waterstand?
A
Doodtij
B
Hoogtij
C
Kentering
D
Springtij

Slide 7 - Quizvraag

De dominante richting van de verplaatsing van sediment langs de Nederlandse kust is
A
van zuidoost naar noordwest
B
van noordwest naar zuidoost
C
van zuidwest naar noordoost
D
van noordoost naar zuidwest

Slide 8 - Quizvraag

Maritiem sediment wordt langs de kust verplaatst door
A
wind en golven
B
getijden en golven
C
wind en getijden
D
wind, golven en getijden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het belang van strand en zandbanken bij kustbescherming?

Slide 10 - Open vraag

Wat is de juiste volgorde?
A: wortels houden zand vast. B: zand hoopt zich op achter een oneffenheid op vlakte. C grassen filteren zand uit wind en zorgen voor duinaangroei. D: eerste grassen vestigen zich op embryoduin. E: vegetatie breidt zich uit en zorgt voor verdere consolidatie van duin.

Slide 11 - Open vraag

herhaling vorige les
Is de Zandmotor een voorbeeld van vooroever- of strandsuppletie?
A
Strandsuppletie
B
vooroeversuppletie

Slide 12 - Quizvraag

De Zandmotor ligt in:
A
Zeeland
B
Noord Holland
C
Zuid Holland
D
Friesland

Slide 13 - Quizvraag

De zandmotor zal behalve tussen Ter Heijde en Kijkduin de kust verstevigen
A
Vooral richting Den Haag
B
Vooral richting Hoek van Holland
C
Alleen ter plekke
D
In beide richtingen in gelijke mate

Slide 14 - Quizvraag

leg uit waarom het intergetijdegebied belangrijk is voor de aanvoer van nieuw zand in het duingebied

Slide 15 - Open vraag

waarmee kan je de rol van kokerwormen bij kustontwikkeling vergelijken?
A
met schelpen op het strand
B
met wadpieren op het wad
C
met helmgras op de duinen

Slide 16 - Quizvraag

In de bovenloop:
is er veel of weinig verval
is er veel of weinig verticale erosie
A
veel verval / veel verticale erosie
B
veel verval / weinig verticale erosie
C
weinig verval / veel verticale erosie
D
weinig verval / weinig verticale erosie

Slide 17 - Quizvraag

In de middenloop:
is er veel / weinig / gering verval
is er wel of geen sedimentatie
A
veel verval / weinig sedimentatie
B
klein verval / wel sedimentatie
C
gering verval / geen sedimentatie
D
klein verval / geen sedimentatie

Slide 18 - Quizvraag

In de benedenloop:
is er klein / gering verval
is er veel / weinig sedimentatie
A
klein verval / weinig sedimentatie
B
gering verval / veel sedimentatie

Slide 19 - Quizvraag





Normalisatie, bevaarbaarheid en veilheid.

Slide 20 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de volgende definitie:

de hoeveelheid water die een rivier afvoert gemeten in m3/s
A
Regiem
B
Debiet
C
Verval
D
Verhang

Slide 21 - Quizvraag

Het geheel van hoofdstroom en zijtakken noem je het ........ van een rivier.
A
regiem
B
stroomgebied
C
verval
D
stroomstelsel

Slide 22 - Quizvraag

Bron
Benedenloop
Bovenloop
Monding 
Groot verhang
Vooral sedimentatie
v-dal
Meanders
Vooral erosie
klein verhang

Slide 23 - Sleepvraag

Leg kort uit waarom rivieren meanderen.

Slide 24 - Open vraag

Welke rivier heeft het onregelmatigste regiem?
A
Maas
B
Rijn

Slide 25 - Quizvraag

Hoe valt het debietverloop van de Rijn te verklaren?

Slide 26 - Open vraag

Waarom is het debiet van de Rijn bij Lobith (NL) groter dan bij Basel (Zw)

Slide 27 - Open vraag

Wat is vertragingstijd en wat heeft dat te maken met ontbossing?

Slide 28 - Open vraag

Zomerdijk
Winterdijk
Uiterwaarde
Zomerbed
Kribben
Binnendijks

Slide 29 - Sleepvraag

Waarom zijn stuwen nodig om de Maas bevaarbaar te houden?
A
Het regiem van de Maas is onregelmatig omdat het een regenrivier is.
B
Het debiet van de Maas is erg klein omdat het een regenrivier is.
C
Het regiem van de Maas is onregelmatig omdat het een gemengde rivier is.
D
Het debiet van de maas is erg klein omdat het een gemengde rivier is.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is zijn nog meer doelen van ruimte voor de rivier (behalve vergroten veiligheid)
A
natuurontwikkeling en recreatie
B
recreatie en zorgen voor extra vaarroutes
C
natuurontwikkeling en zorgen voor extra vaarroutes

Slide 31 - Quizvraag

Welke stap in de drietrapsstrategie hoort bij: het aanleggen van noodoverloopgebieden?
A
vasthouden
B
bergen
C
afvoeren

Slide 32 - Quizvraag

Welke maatregel zie je hier? en bij welke stap uit de drietrapsstrategie past dit?

Slide 33 - Open vraag

Welke stap in de drietrapsstrategie hoort bij: het aanleggen van een hoogwatergeul?
A
vasthouden
B
bergen
C
afvoeren

Slide 34 - Quizvraag

Bij welke windrichting van een storm is de afvoer van water uit de IJssel het lastigst?
A
Zuidoosten wind
B
Zuidwesten wind
C
Noordoosten wind
D
Noordwesten wind

Slide 35 - Quizvraag

Bij welke stap van de drietrapsstrategie past de afbeelding?
A
Bergen
B
Vasthouden
C
Afvoeren

Slide 36 - Quizvraag

Welke maatregel zie je hier? en bij welke stap uit de drietrapsstrategie past dit?

Slide 37 - Open vraag

In de stad kun je de drietrapsstrategie ook toepassen. Waarbij hoort een groen dak??
A
Vasthouden
B
Bergen
C
Afvoeren

Slide 38 - Quizvraag

timer
0:30
Bergen
Lozen
Vasthouden
Opslag in de geul
Bomen en planten 

Verwijderen obstakels in de rivier

Slide 39 - Sleepvraag

Waarom zorgt het verwijderen van een hoogwatervrij terrein (terp) in een uiterwaard voor een betere afvoer?
A
Door het weghalen komt er meer bergingsruimte bij
B
Door het weghalen, krijg je een retentiegebied
C
Door het weghalen ontstaat er minder stuwing in de rivier
D
Door het weghalen kunnen schepen rechtdoor varen

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het fluviale schaalniveau?
A
Schaalniveau van de rivier
B
schaalniveau van meerdere steden
C
schaalniveau van het stroomgebied
D
Schaalniveau dat steeds verandert.

Slide 41 - Quizvraag