Ontwerp een middeleeuwse stad! 1V

Praktische opdracht
Middeleeuwse stad
1AH2 / 1A1
Lyceum Ypenburg
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

Praktische opdracht
Middeleeuwse stad
1AH2 / 1A1
Lyceum Ypenburg

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding


Rond het jaar 1000 ontstonden er steeds meer steden in Europa. In de vroege middeleeuwen waren er heel weinig steden, maar door de opkomst van de handel veranderde dit. Mensen kwamen bij elkaar om spullen te verkopen en hierdoor gingen mensen bij elkaar wonen. Jij gaat  ontdekken hoe een middeleeuwse stad ontstond en je gaat zelf een eigen middeleeuwse stad ontwerpen.  Daarnaast  interview je een  (verzonnen) inwoner uit jouw stad voor in de krant.

Lees goed wat je moet doen. Jullie kunnen deze opdracht zonder de hulp van je docent maken. Mocht je vragen hebben, dan mag je deze natuurlijk altijd aan de docent stellen, maar lees eerst de tekst goed door.

Slide 2 - Tekstslide

- Bestudeer de les over het ontstaan van steden in de middeleeuwen en het leven in de stad
- Opdracht 1: Ontwerp je eigen stad.
- Opdracht 2: Interview een bewoner uit jouw middeleeuwse stad. 

Slide 3 - Tekstslide

Eerst:
Eerst ga je leren over het ontstaan van steden in de Middeleeuwen. Volg de volgende Lesson-Up-les. Bekijk aandachtig alle dia's, want je hebt deze informatie straks nodig voor het maken van de opdracht.

Slide 4 - Tekstslide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 5 - Tekstslide


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk

Slide 6 - Tekstslide


Steeds meer handel
  • Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op
  • Overschotten worden verkocht of geruild op markten 
  • Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
  • Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid
  • Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere producten (wijn of zijde) mee.

Slide 7 - Tekstslide


Steden ontstaan
  • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
  • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
  • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.

Slide 8 - Tekstslide

Rijke steden...met dikke muren



  • Steden waren interessant om te veroveren: ze waren rijk en lagen gunstig
  • Als steden stadsrechten hadden gekregen, mochten ze stadsmuren bouwen
  • Stadsmuren maakten de verovering van een stad vrijwel onmogelijk: de inwoners waren veilig!
De Franse stad Carcasonne is één van de best bewaarde middeleeuwse steden met stadsmuren

Slide 9 - Tekstslide

Waterpoort. Deze poort wordt vooral gebruikt door mensen die via het water de stad willen bereiken. Deze poort is minder verdedigt en wordt in tijdens van nood gebarricadeerd met houten balken. 
Noorderpoort
De stadspoort aan het noorden van de stad. Belangrijkste poort, die afgesloten kan worden in tijden van aanval.
Zuiderpoort. De poort aan de zuidzijde van de stad. Is vooral toegankelijk voor voetgangers, minder voor karren. De poort kan afgesloten worden tijdens een aanval. 
Kathedraal
Deze grote kerk is de grootste kerk in de omgeving. De bisschop van het gebied zeteld hier dan ook. De stedelingen hebben lang, bijna 300 jaar gebouwd aan hun kerk. De kerk is het middelpunt van het sociale leven in de stad. Iedereen, arm en rijk, komt hier bijeen voor de diensten. 
Marktplein
Het centrale plein als het gaat om handel en middel van bestaan. Hier verdienen de meeste stedelingen hun brood... en kopen het. Op het plein staan kraampjes van boeren en om het plein de werkplaatsen van de ambachtslieden. 
Waterput
Het belangrijkste waterpunt in de stad. Hieruit kun je water halen voor al gebruik. 
Stadhuis
Hier zeteld het bestuur van de stad: de schout en schepenen. Maar de rechtbank en de cellen voor misdadigers vind je hier. Alles wat met betuur en rechtspraak te maken heeft onder een dak. 
Gasthuis.
Een soort kruising tussen een armneopvang en een ziekenhuis. Betaald door de rijken, gerund door de geestelijkheid en voor de armen. Zij kunnen hier hulp krijgen: voeding, onderdak, gezondheidszorg. 
Koopmanshuizen met grote binnentuin
De koopmanshuizen zijn veruit de grootste huizen in de stad. Vaak van duurder en doorzamer materiaal gemaakt (bv. steen). De koopmans-huizen fungeren vaak als pakhuis en (luxe) woonhuis. 
Vleesmarkt
Kleinere markt, waar vleesproducten werden veerkocht. De werkplaatsen van de vleeshouwers staan om de markt heen. 
Botermarkt
Kleine markt waar zuivelproducten werden verkocht. 
Vismarkt
Kleine markt waar vis door vissers werd verkocht.
Taks.
Een tolhuis. Aan iedere vreemdeling die de stad binnenkwam werd een bijdrage gevraagd
Smidstraat.
Hier hebben de smeden zich verzameld. Zij hebben hier hun werkplaatsen, met meestal hun huizen daaraan vast. 
Beestenmarkt
Kleine markt waarbij (meestal kleine) dieren werden verhandeld
Abdij / klooster
Binnen de stad ligt ook vaak een klooster. Hier leven monniken of nonnen hun eigen leven. Zij hebben wel vaak belangrijke publieke functies in de stad: leraar, verpoleegster, schrijver, etc.
Houtstraat
Aan deze straat wonen en werken ambastlieden die hout hun middel van bestaan hebben gemaakt. 
Binnenboeren
Dit zijn boeren die ook poorters zijn: zij zijn boeren binnen de stadsmuren. Vaak kleine bedrijfjes met maar weinig dieren. Maar zeer belangrijk in tijd van beleg, om de stad te beschermen voor uithongering
Rivier.
Belangrijke bron van water: drinkwater, waswater, bluswater, urinoir, etc.
Schavot
Publiekelijke schandplaats voor misdadigers. Meestal is het een standaard met een plank op een verhoging. Tussen die plank wordt iemand een bepaalde periode neergezet. Het staat niet fijn, maar het is vooral een plek waar iedereen je kan zien als misdadiger. 
Herberg
Een soort hotel/restaurant van de middeleeuwen. Het is een groot gebouw (meestal met stal), waar vreemdelingen kunnen overnachten, eten en rusten. Maar in de kamers kan natuurlijk meer...
Waag.
Hier worden goederen gewogen voor de verkoop. Omdat er maar een officieel punt van wegen is, is dat voor iedereen gelijk, 
Wisselbeurs
Bankgebouw, waar je verzekeringen kunt afsluiten. Je kunt er de wisselbrief inruilen. Je kunt er geld in bewaring geven. 
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
De markt
Deze geestelijken houden een processie: een tocht door de stad om hun geloof in God te laten zien. Soms werd dit gedaan om boete te doen.
De winkels waren meestal duidelijk te herkennen aan uithangborden, waarop symbolen van de ambachten stonden, zoals een vis of brood.
In principe mocht iedereen de stad binnen, zolang je maar geen (grote) wapens meenam. Messen moesten worden gemeten: was een mes te groot dan moest je hem bij de stadspoort achterlaten.
Inwoners van een stad noemen we tegenwoordig vaak burgers, maar in de Middeleeuwen werd meestal de term poorter gebruikt: iemand die binnen de poorten van een stad woont.
Een van de grootste gevaren van een middeleeuwse stad was brand. De meeste huizen waren van hout, en een klein vuurtje kon binnen enkele dagen de halve stad in as hebben gelegd. Ambachten waarbij veel vuur werd gebruikt, zoals bijvoorbeeld een smederij, bevonden zich daarom op speciale plekken in de stad.
Schapen, kippen, honden en varkens: er liepen in een stad vaak net zoveel dieren als mensen rond. 
Niet alle straten waren bestraat: na een regenbui was het een grote modderpoel, waarbij het (huis)vuil door de straten spoelde.
Riolering of een vuilnisdienst bestond nog niet. Mensen gooiden hun afval soms gewoon op straat of in de gracht. Het stonk er dus nogal, vooral ’s zomers. Die viezigheid was ook gevaarlijk. Het vuil trok ongedierte aan, zoals ratten. Hierdoor braken er ziekten uit.
Water (om te drinken en om schoon te worden) werd uit de gracht gehaald. Inderdaad: 500 meter verderop was er nog afval in gegooid...
De schandpaal was één van de straffen die je in de Middeleeuwen kon krijgen.
Er waren maar een paar gebouwen van steen in een middeleeuwse stad, zoals bijvoorbeeld de kerk of het stadhuis. Later komen er meer stenen gebouwen bij, zoals bijvoorbeeld de gildenhuizen.
timer
3:00
Huizen in deze bouwstijl noem je vakwerkhuizen: de balken in de muren zorgen voor de stevigheid van het huis. De ruimte tussen de balken worden opgevuld met takken van bijvoorbeeld wilgen. Vervolgens worden ze geplamuurd met een mengsel van stro en leem.
Het was er druk en krap: de meeste steden waren niet groter dan 5000 inwoners, maar omdat het er klein en smal was leek het veel drukker.
In een stad was van alles te vinden: eten, drinken, handel en vermaak. Het was er vies, maar mensen kwamen er graag.

Slide 11 - Tekstslide


De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 12 - Tekstslide

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 13 - Tekstslide


Blij met de stad!
  • Alle inwoners van een graafschap moesten gehoorzaam zijn aan de heer.
  • Ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn
  • De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!
  • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

Slide 14 - Tekstslide


Stadsrechten
  • Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen
  • De stad mag zelf rechtspreken, maar een ambtenaar (de schout) van de heer moet wel aanwezig zijn en een deel van de boetes is voor de heer

  • De inwoners van een stad waren vrije poorters (geen bezit van de heer)
  • In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen

Slide 15 - Tekstslide


Wie is de baas?
  • De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak
  • Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.
  • Ze kregen advies van een raad.
  • De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.
  • Schout, schepenen en burgemeester(s) heten ook wel: magistraten

Slide 16 - Tekstslide


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 17 - Tekstslide

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 18 - Tekstslide







Een voorbeeld van een meesterproef.

Om meester te worden moest een poort worden gemetseld.

Slide 19 - Tekstslide


Straffen in de Middeleeuwen
  • Zeker: lijfstraffen en doodstraffen kwamen voor...
  • ...maar de meeste straffen waren geldboetes!
  • Die leverden meer op en kostten minder geld: een beul moet je als stad namelijk ook gewoon betalen!

Slide 20 - Tekstslide

Lezen:
Lees nu paragraaf 6.3 uit je boek: de Opkomst van de middeleeuwse stad (bladzijde 105 t/m 111).

Slide 21 - Tekstslide

Extra informatie
Hieronder kun je een aantal filmpjes bekijken. Sommige filmpjes moet je openen in een nieuw tabblad op je computer, anders werkt het niet. De filmpjes geven extra informatie, waarmee je de opdrachten nog beter kan maken. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Opdracht 1: Het ontwerpen van een middeleeuwse stad

Het Openluchtmuseum in Nederland wil graag een hele middeleeuwse stad gaan nabouwen en heeft jouw hulp nodig. Ze willen dat jij een plattegrond gaat maken van hoe een middeleeuwse stad eruit zag. Jij weet wat er kenmerkend is aan een middeleeuwse stad en bent daarom de juiste persoon voor deze opdracht. 

Jij gaat op een A4'tje een plattegrond tekenen van een middeleeuwse stad en houdt daarmee rekening met:
- De ligging van de stad (op wat voor plekken ontstaan steden?)
- De beveiliging van de stad (hoe zorgden de middeleeuwers voor veiligheid?)
- De indeling van de stad (wat voor gebouwen waren er allemaal? Hoe zagen de gebouwen eruit? Waar stonden de belangrijke gebouwen? Hoe zagen de middeleeuwse stratenpatronen eruit? Enz.)
Maak er iets moois van, zodat het Openluchtmuseum jouw ontwerp wil gebruiken voor het nabouwen van een middeleeuwse stad. 
Als je niet goed bent in zelf tekenen mag je de plattegrond ook op de computer maken in een digitaal programma.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 1: Het ontwerpen van een middeleeuwse stad

Maak als je klaar bent een goede foto van je tekening. 
Houd je camera mooi recht boven je tekening en snijd de randjes eventueel bij.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 2: interview met een bewoner van de stad
 Kies een persoon. Is dat iemand uit het stadsbestuur of uit een gilde?  Is het een knecht of een non die zieken verzorgt? Jij mag zelf een persoon verzinnen. Het is wel belangrijk dat alles wat deze persoon vertelt klopt voor de tijd waarin hij/zij leeft!  Geen mobieltjes of bioscopen in de middeleeuwen dus! 
Je moet minstens acht vragen bedenken!

Het is slim om tijdens het bedenken van de vragen alvast na te denken over de antwoorden die je jouw bewoner op je vragen laat geven! Dan weet je zeker dat je daar genoeg van jouw kennis over de Late Middeleeuwen in kan laten zien.

Slide 31 - Tekstslide

Denk aan een soort paspoort voor jouw persoon met naam, leeftijd, woonplaats, gezinssituatie, beroep etc.
Laat je persoon tot leven komen.



Slide 32 - Tekstslide

Vragen voor het interview
Open vragen: Er zijn allerlei antwoorden mogelijk 

Gesloten vragen: Er is vaak maar één antwoord mogelijk: zoals ‘ja’ of ‘nee’.  

-> Gebruik open vragen want dan kan je beter laten zien wat jij allemaal weet!

Slide 33 - Tekstslide

Vragen voor het interview
Beschrijvend, gaat over een situatie of verschijnsel
“Hoe was het leven als huisvrouw in de middeleeuwen?”

Verklarend
“Waarom gaf de adel geld aan de kerk?”

Waarderend, mening
“Hoe voelde het om de Pest te hebben in de Middeleeuwen?”


Slide 34 - Tekstslide

Vragen voor het interview
Bedenk minstens 8 goede vragen en beantwoord ze volledig!

Slide 35 - Tekstslide

Beoordeling opdracht 1
Maximaal aantal punten: 100
De leerling heeft rekening gehouden met de ligging van de stad: 15 punten
De leerling heeft rekening gehouden met de beveiliging van de stad: 15 punten
De leerling heeft rekening gehouden met de indeling van de stad: 40 punten
De leerling heeft er duidelijk tijd in gestoken en geprobeerd een mooie plattegrond te maken: 30 punten

Slide 36 - Tekstslide

Beoordeling opdracht 2
Maximaal aantal punten: 100
De leerling heeft 8 goede vragen bedacht voor het interview: 40 punten
De vragen zijn goed en volledig beantwoord: 40 punten
De persoon komt tot leven door het interview: 20 punten

Slide 37 - Tekstslide

Afsluiting
Voor elke opdracht krijg je een cijfer. Je uiteindelijke cijfer is het gemiddelde van deze twee cijfers. 
Dit cijfer telt drie keer mee. 

Slide 38 - Tekstslide

Inleveren opdrachten: 5 juni
Opdracht 2 inleveren in een Word-document uiterlijk vrijdag 5 juni via magister->ELO->Opdrachten.

De plattegrond van opdracht 1 mag je als losse foto inleveren of in het Word-document plakken (dat doe je via Invoegen->Afbeeldingen)

Zorg wel dat alles op je tekening duidelijk zichtbaar is.

Slide 39 - Tekstslide