Les 4 Zelfgemaakte (denk) beelden

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

2e gebod

Slide 2 - Woordweb

Geef van de persoon twee kenmerken / omschrijvingen / eigenschappen

Slide 3 - Open vraag

Geef van de persoon twee kenmerken / omschrijvingen / eigenschappen

Slide 4 - Open vraag

Geef van de persoon twee kenmerken / omschrijvingen /eigenschappen

Slide 5 - Open vraag

Geef van de persoon twee kenmerken / omschrijvingen /eigenschappen

Slide 6 - Open vraag

Geef van God twee kenmerken / omschrijvingen / eigenschappen

Slide 7 - Open vraag

Minipreek
Niet te vangen!
"Welk beeld heb jij wel niet van mij?" Misschien heb jij dat wel eens te horen gekregen. Je ging er bijvoorbeeld van uit dat die ander van een bepaald soort muziek houdt en dat blijkt helemaal niet te kloppen. Of andersom: iemand vindt dat jij altijd heel erg druk doet, maar je herkent je daar helemaal niet in. "Je hebt een verkeerd beeld van mij", kun je dan reageren. "Zo ben ik helemaal niet".

Welk beeld heb jij dus van iemand...? IS dat bij mensen belangrijk, bij God is dat nóg belangrijker. Hoe denk je eigenlijk dat God is? Welk beeld heb je van God? Dat kan een heel verschil maken voor hoe je met Hem omgaat. Daarom zegt God in het tweede gebod: "Je moet niet je eigen beeld van Mij maken, want dat klopt nooit met hoe en wie Ik werkelijk ben. Ik ben niet te vangen in jullie beelden".

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1 Samuel 4: 1-11 Bijbel in gewone taal
1. En Samuel vertelde alles aan het hele volk van Israël.
Op een dag begonnen de Israëlieten een oorlog tegen de Filistijnen. Het leger van Israël maakte een kamp bij de stad Eben-Haëzer. En de Filistijnen maakten een kamp bij de stad Afek. 
2. Ze maakten zich allebei klaar voor de strijd. Er begon een hevig gevecht. De Filistijnen wonnen de strijd tegen de Israëlieten. Vierduizend soldaten van Israël werden gedood.
3. Toen de rest van het leger teruggekomen was in het kamp, zeiden de leiders van Israël: ‘Hoe komt het toch dat de Heer de Filistijnen vandaag heeft laten winnen? We moeten de heilige kist van de Heer ophalen uit Silo. Want die kist is het teken dat de Heer ons helpt. Als de heilige kist bij ons is, zal de Heer ons redden van onze vijanden.’
4. Het leger van Israël stuurde een paar soldaten naar de stad Silo. Zij haalden de heilige kist op. Dat was de troon van de machtige Heer, de troon met de twee engelen met vleugels.
Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, kwamen ook met de heilige kist mee.
5. Toen de kist het legerkamp binnengebracht werd, begonnen alle Israëlieten hard te juichen en te schreeuwen. Ze maakten zo veel lawaai dat de aarde ervan schudde.

Slide 12 - Tekstslide

6. De Filistijnen hoorden de Israëlieten juichen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wat is dat voor lawaai bij de Israëlieten?’
Toen begrepen ze dat de Israëlieten de heilige kist van de Heer opgehaald hadden. 
7-8. En ze werden bang. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Ze hebben hun God opgehaald. Zoiets is nog nooit eerder gebeurd. Nu zal het slecht met ons aflopen! Want wie zal ons redden van die machtige God? Het is dezelfde God die voor zo veel rampen zorgde in de woestijn van Egypte.
9. Kom op, we moeten laten zien wat we kunnen. Anders worden we slaven van die Israëlieten. Net zoals zij slaven van ons geweest zijn. We moeten laten zien wat we kunnen. Laten we vechten! Verlies de moed niet!’
10.Het gevecht begon, en de Filistijnen versloegen de Israëlieten. Alle Israëlieten vluchtten naar hun eigen kamp. Het verlies voor Israël was groot. Er werden 30.000 soldaten gedood.
11. Ook Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, stierven. En de Filistijnen veroverden de heilige kist van de Heer.

Slide 13 - Tekstslide

1. En Samuel vertelde alles aan het hele volk van Israël.
Op een dag begonnen de Israëlieten een oorlog tegen de Filistijnen. Het leger van Israël maakte een kamp bij de stad Eben-Haëzer. En de Filistijnen maakten een kamp bij de stad Afek.
2. Ze maakten zich allebei klaar voor de strijd. Er begon een hevig gevecht. De Filistijnen wonnen de strijd tegen de Israëlieten. Vierduizend soldaten van Israël werden gedood.
3. Toen de rest van het leger teruggekomen was in het kamp, zeiden de leiders van Israël: ‘Hoe komt het toch dat de Heer de Filistijnen vandaag heeft laten winnen?

Slide 14 - Open vraag

We moeten de heilige kist van de Heer ophalen uit Silo. Want die kist is het teken dat de Heer ons helpt. Als de heilige kist bij ons is, zal de Heer ons redden van onze vijanden.’
4. Het leger van Israël stuurde een paar soldaten naar de stad Silo. Zij haalden de heilige kist op. Dat was de troon van de machtige Heer, de troon met de twee engelen met vleugels.
Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, kwamen ook met de heilige kist mee.
5. Toen de kist het legerkamp binnengebracht werd, begonnen alle Israëlieten hard te juichen en te schreeuwen. Ze maakten zo veel lawaai dat de aarde ervan schudde.

Slide 15 - Open vraag

6. De Filistijnen hoorden de Israëlieten juichen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wat is dat voor lawaai bij de Israëlieten?’Toen begrepen ze dat de Israëlieten de heilige kist van de Heer opgehaald hadden.
7-8. En ze werden bang. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Ze hebben hun God opgehaald. Zoiets is nog nooit eerder gebeurd. Nu zal het slecht met ons aflopen! Want wie zal ons redden van die machtige God? Het is dezelfde God die voor zo veel rampen zorgde in de woestijn van Egypte.
9. Kom op, we moeten laten zien wat we kunnen. Anders worden we slaven van die Israëlieten. Net zoals zij slaven van ons geweest zijn. We moeten laten zien wat we kunnen. Laten we vechten! Verlies de moed niet!’

Slide 16 - Open vraag

10.Het gevecht begon, en de Filistijnen versloegen de Israëlieten. Alle Israëlieten vluchtten naar hun eigen kamp. Het verlies voor Israël was groot. Er werden 30.000 soldaten gedood.
11. Ook Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, stierven. En de Filistijnen veroverden de heilige kist van de Heer.

Slide 17 - Open vraag

Wat vind ji de beste manier om te omschrijven wat Israël fout deed?
A
Ze dachten dat ze God in een kistje (de ark) konden stoppen.
B
Ze spanden God voor hun eigen karretje.
C
Ze gebruikten God als een afgodsbeeld.
D
Ze wilden de ark gebruiken als een soort toverstokje.

Slide 18 - Quizvraag

Zijn wij of leven wij in een beeldcultuur? Waarom vind jij dat?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

God is mijn Vader
A
klopt niets van
B
klopt een klein beetje
C
klopt aardig
D
klopt helemaal

Slide 23 - Quizvraag

God is mijn Vriend
A
klopt niks van
B
klopt een klein beetje
C
klopt aardig
D
klopt helemaal

Slide 24 - Quizvraag

God is als Jezus
A
klopt niks van
B
klopt een klein beetje
C
klopt aardig
D
klopt helemaal

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Link

Vervolg Minipreek
Welk beeld moeten we dan wél van God hebben? Hoe is God? We kunnen God nooit helemaal kennen, maar wat we van Hem weten , halen we in de eerste plaats uit de Bijbel. Dus níet uit onze eigen 'wijsheid', zo van: "Ik vind dat God....... [ dit of dat moet doen]". Of: "Ik kan me niet voorstellen dat God..... [zus of zo is]". 
Dat zijn allemaal (denk)beelden die we zelf van Hem hebben gemaakt. We moeten ons steeds weer afvragen of die wel kloppen met Hij over zichzelfzegt in de Bijbel. Want zó is Hij en anders niet.
Geen beeld van God maken, betekent dus dat je Hem steeds beter probeert te leren kennen, door nauwkeurig in Zijn Woord te lezen. Elke dag!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide