Oefentoets vitale functies periode 3 BOL
1 / 22
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke plaatsen op het lichaam zijn het meest geschikt om de hartslag te meten
A
pols, enkel, borstkas, knieholte
B
pols, elleboog, slaap, lies
C
pols, slaap, hals, lies
Slide 2 - Quizvraag
Hoe wordt een vertraagde hartfrequentie in medische termen genoemd
A
Tachycardie
B
Bradycardie
C
Aritmie
Slide 3 - Quizvraag
Op welk moment van de dag is de hartslag het meest betrouwbaar te meten
A
in de ochtend voor het opstaan
B
na een korte wandeling
C
een uur na de maaltijd
Slide 4 - Quizvraag
Wat geeft de onderste waarde van de bloeddruk aan
A
de druk in de slagaders wanneer het hart zich samentrekt
B
de druk in de aders wanneer het hart bloed pompt
C
de druk in de slagaders wanneer het hart zich ontspant
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer spreek je van hypothermie
A
temperatuur onder de 38 graden Celsius
B
temperatuur onder de 30 graden Celsius
C
temperatuur onder de 35 graden Celsius
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer spreek je van koorts
A
vanaf 38,0 graden Celsius
B
vanaf 38,5 graden Celsius
C
vanaf 37,5 graden Celsius
Slide 7 - Quizvraag
welk symptoom kan optreden bij een zeer hoge lichaamstemperatuur
A
verhoogde speekselproductie
B
verwardheid
C
vertraging van de stofwisseling
Slide 8 - Quizvraag
Hoe meet je lichaamstemperatuur het meest nauwkeurig
A
met een oorthermometer (tympanisch)
B
met een digitale thermometer onder de tong (oraal)
C
met een digitale thermometer onder de oksel (axillair)
Slide 9 - Quizvraag
Bij ouderen komen koortsstuipen het vaakst voor
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Een kenmerk van cheyne stokes ademhaling is het regelmatig stilvallen en plotseling weer op gang komen van de ademhaling
A
Niet waar
B
Waar
Slide 11 - Quizvraag
Je kan het beste de ademhaling meten door de zorgvrager bewust te vragen om rustig adem te halen voor een telling
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Als een zorgvrager langdurig een bloedruk heeft van 170/110 in rust noemt men dat
A
Tachycardie
B
Hypotensie
C
Hypertensie
Slide 13 - Quizvraag
DE afkorting R.E.M staat voor Rolling Eye Moment
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Waarom meet je bij een nieuwe opname gedurende meerdere dagen de vitale functies?
A
Dit is standaard bij iedereen boven de 50 jaar
B
om een betrouwbare beginwaarde te stellen
C
op verzoek van familie van de zorgvrager
Slide 15 - Quizvraag
De normale frequentie van een hartslag is
A
60-90 slagen p/m
B
110-130 slagen p/m
C
30-50 slagen p/m
Slide 16 - Quizvraag
wat zie je als iemand koorts heeft
A
Rode huid, transpiratie, rusteloosheid
B
Bleekheid, trage pols en ademhaling
Slide 17 - Quizvraag
Als een zorgvrager hoge koorts heeft adviseer je dat die voldoende blijft bewegen, absoluut geen bedrust
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer spreek je van hypotensie
A
120/80 MMHG
B
90/50 MMHG
C
140/90 MMHG
Slide 19 - Quizvraag
Een ademhalingsfrequentie tussen de 18 en 22 keer per minuut is normaal bij volwassenen
A
Niet waar
B
Waar
Slide 20 - Quizvraag
Als je leest dat een zorgvrager een irreguliere pols heeft dan volgen de hartslagen elkaar met gelijke tussenpozen op
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Kenmerken van een koortsstuip bij kindjes is dat ze veel transpireren en een verhoogd bewustzijn hebben
A
Niet waar
B
Waar
