neurodiversiteit

Een ander brein

Neurodiversiteit gaat over verschillen in hoe de hersenen van mensen informatie verwerken.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Een ander brein

Neurodiversiteit gaat over verschillen in hoe de hersenen van mensen informatie verwerken.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kies jij?

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat kies jij?

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat kies jij?

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben snel van slag als dingen niet gaan zoals gepland.
1: Nooit
2: Soms
3: Regelmatig
4: Vaak
5: Altijd

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik hou van structuur.
1: Nooit
2: Soms
3: Regelmatig
4: Vaak
5: Altijd

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb moeite om op woorden te komen.
1: Nooit
2: Soms
3: Regelmatig
4: Vaak
5: Altijd

Slide 7 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik zeg dingen zonder eerst na te denken.
1: Nooit
2: Soms
3: Regelmatig
4: Vaak
5: Altijd

Slide 8 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben gemakkelijk afgeleid.
1: Nooit
2: Soms
3: Regelmatig
4: Vaak
5: Altijd

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

divergent betekent anders dan de norm

Slide 10 - Tekstslide

Neurodiversiteit is een begrip dat in de jaren ’90 geïntroduceerd werd door Judy Singer, een wetenschapper binnen het autismespectrum.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt bijvoorbeeld denken aan:
  • ADHD
  • ADD
  • autisme (ASS)
  • dyslexie
  • dyscalculie
  •  hoogbegaafd 
  •  hoogsensitiviteit

Slide 12 - Tekstslide

Er is geen afgebakend lijstje van wat wel of niet onder deze parapluterm valt. Dat neemt niet weg dat de centrale boodschap helder is: een brein dat anders werkt, is niet noodzakelijk slechter of beter, gewoon anders. Dat maakt het een verhaal van zowel aandachtspunten en drempels, als sterktes en troeven.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AD(H)D
De drie belangrijkste kenmerken van ADHD zijn:
  • onoplettend, concentratieprobleem;     
  • erg druk zijn (hyperactief);                          
  • impulsiviteit (niet denken, maar doen).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kenmerken hyperactief
* wiebelen, veel bewegen met handen/voeten, draaien op de stoel * niet kunnen blijven zitten * rondrennen, overal op klimmen * geen rust nemen, voortdurend bezig zijn * bij oudere kinderen: onrust, moeilijk kunnen ontspannen * moeilijk rustig kunnen spelen * veel praten * moeite om op de beurt te wachten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ADD
* aandacht inzetten bij het leren of gedrag. 
* taakgericht werken op school/ bij het maken van huiswerk 
het aanleren van dagelijkse routines verloopt trager

Dit heeft niets te maken met onwil, maar juist met onmacht.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken ADD
* te stil en angstig gedrag * dromerigheid * passiviteit
* teruggetrokkenheid * gebrek aan zelfcontrole 
* traag leertempo


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AD(H)D POSITIEVE kenmerken
* Creatief * Spontaan * Empathisch * Sterke intuïtie 
* Plezier hebben * Gevoel voor humor 
* Goed in het vinden van nieuwe oplossingen
* Goed in crisissituaties * Niet lang boos * Open
* Gedreven * Enthousiast * eerlijk

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autisme

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken ASS
* Graag bedenktijd krijgen na een vraag * Graag een vaste plek * Gevoel hebben dat je hoofd vol zit en dan geen ruimte hebben voor iets anders * Weten graag wat je wel en niet mag doen * Houden van voorspelbaarheid * Moeite met het aanvoelen van gevoelens van anderen* Houden van luisteren naar rustige stemmen/stemmen (niet van harde geluiden)* Krijgen graag uitleg over wat er in hun omgeving gebeurd.
• Creatief • Oog voor detail • Eerlijk • Realistisch • Perfectionistisch • Analytisch denken • Concreet zijn 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

• Creatief • Oog voor detail • Eerlijk • Realistisch
• Objectief • Perfectionistisch • Analytisch denken
• Concreet zijn • Leven volgens dezelfde regels
• Gericht op feiten • Deductief redenerend
• berekenend

Slide 21 - Tekstslide

Bij deductief redeneren ga je top-down te werk. Je begint met een overkoepelende theorie en gaat die toetsen aan concrete data.
Hoogbegaafdheid
  • Over het algemeen wordt uitgegaan van hoogbegaafdheid bij een IQ van 130 of hoger. 
  • Hoogbegaafdheid is meer dan alleen (cognitieve) intelligentie. Het gaat om een wezenlijk andere manier van denken en doen. Persoonlijkheid, creativiteit en doorzettingsvermogen spelen ook een belangrijke rol.  

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoogbegaafdheid
Actieve hersenen en  daardoor ook last hebben van overprikkeling of onderprikkeling.
In één of meer van de onderstaande aspecten
  • Intellectueel
  • Emotioneel
  • Zintuiglijk
  • Psychomotorisch

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intellectueel:
steeds op zoek naar intellectuele uitdagingen. Gaan ‘uit’ als hieraan een gebrek is.

Emotioneel:
Betrokkenheid bij anderen, regelmatige drift- en woedeaanvallen, angst en depressies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuiglijk:
Veel sterker dan anderen zien, voelen, horen, ruiken, etc.
Intense en diepe beleving van bijvoorbeeld muziek, eten en taal.
Maar ook sterk voelen van ruwe sokken, labels in T-shirts, sneller afgeleid op school, eerder gefrustreerd, gevoelig voor textuur van het eten waardoor dat een probleem kan worden. 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychomotorisch:
  • Een vergrote mogelijkheid om actief en energiek te zijn. Houden van beweging en hebben van een overschot aan energie.
  • Snel praten, veel energie, overenthousiast. (Waardoor een sterke kans op onterecht vermoeden van ADHD). 
  • Het kan zich namelijk ook uiten in impulsiviteit, rusteloosheid of nerveuze gewoonten.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positieve kenmerken
Creatief * Intelligent * Taalkundig * Gevoel voor humor
* Gemotiveerd * Eigenwijs * Artistiek * Muzikaal
* Veel kennis * Goed georganiseerd * Kunnen goed concentreren * Inventief in vinden van verklaringen * Hoog leertempo * Inzicht in complexe leerstof * Vragen vaak door
* Grote en rijke woordenschat * Experimenten graag * Denkt graag buiten reguliere kaders * Kritische instelling


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogsensitief
Als je hoogsensitief bent, verwerk je informatie op een andere manier dan mensen die dat niet zijn.  
Je merkt veel prikkels op, die sterk binnenkomen en die je diepgaand verwerkt. Je bent hierdoor gevoelig voor fysieke sensaties. Maar ook voor emotionele prikkels. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoogsensitief
* Je ziet dingen die anderen misschien niet opvallen.
* Je kunt overweldigd worden door harde geluiden, fel licht en sterke geuren.
* Je begrijpt goed hoe anderen zich voelen en voelt dat zelf ook sterk.
* Je wil graag harmonie in je familie- en vriendengroep.
* Je hebt vaak rust en tijd alleen nodig om weer energie te krijgen.
* Je bent vaak goed in dingen die met creativiteit te maken hebben en je let op kleine dingen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoogsensitiviteit
* Je weegt de verschillende keuzes af voordat je een beslissing neemt.
* Veranderingen in je omgeving of te veel dingen tegelijk kunnen je gestrest maken.
* Je vindt het belangrijk om goede, diepe relaties met mensen te hebben
* Je denkt veel na over jezelf en hoe je kunt groeien.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Het belangrijkste is dat je met elkaar praat. Over wensen, verwachtingen en samenwerkingen. Ga dus niet invullen voor een collega met autisme dat hij niet flexibel is, of dat iemand met ADHD niet goed kan plannen. Maar ga met elkaar in gesprek over wat je van elkaar nodig hebt. Zo kan iemand met een neurodivergent brein de ruimte pakken die nodig is om zijn of haar talent goed in te kunnen zetten. Andersom geldt dat natuurlijk ook. Zo creëer je met elkaar een veilige en fijne werkomgeving.’

Slide 32 - Tekstslide

Het is belangrijk de verbinding tussen neurodivergente (collega’s met een bijzonderheid) én neurotypische (collega’s zonder een bijzonderheid) te bevorderen en de individuele talenten beter te benutten door gebruik te maken van de diversiteit. Hopelijk heb ik laten zien dat anders denkenden een aanwinst  kan zijn. Anders is niet beter of slechter, maar anders verhoogt wel de kwaliteit. Iedereen is anders, en iedereen is gelijk.
Anders is niet beter of slechter, maar anders verhoogt wel de kwaliteit.

 Iedereen is anders, en iedereen is gelijk.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ASS

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoogsensitief nader uitgelegd. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

fysiek/lichamelijk

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotioneel

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mentaal

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiritueel

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies






Je maakt een  informatieboekje over een van de onderwerpen uit deze les. Informatie zoek je via https://wikikids.nl/Neurodivergentie

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies