hv1q woe 6 apr - 2

Welkom terug hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?

  • Lesboek
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?

  • Lesboek
  • Pen (ja, een potlood mag ook)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?

  • uitleg over de uitdrukkingen

  • herhaling van de woordraadstrategieën
  • we testen je woordenschat!

Slide 2 - Tekstslide

Spreekwoorden
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn voorbeelden van figuurlijk taalgebruik. 

Bekijk de afbeeldingen bij opdracht 6 op p. 91

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zit het ook alweer?
Woordraadstrategie - voorbeelden. Kun je voorbeelden noemen?


En woordraadstrategie - tegenstellingen? 

Slide 4 - Tekstslide

Woordraadstrategie - voorbeeld
  • Voorbeelden staan vaak tussen haakjes,  komma's of streepjes;
    Veel Franse delicatessen (petit fours of meringues) zijn lastig te maken.
  • Voorbeelden staan vaak na signaalwoorden als 
    bijvoorbeeld, zoals... etc.;
    Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad. 

Slide 5 - Tekstslide

Woordraadstrategie - voorbeeld
  • Voorbeelden staan vaak na een dubbele punt;
    Wij houden van buitensporten: mountainbiken, raften en hiken.
  • Voorbeelden staan vaak voorafgaand aan een moeilijk woord;
    De wetenschap die zich stoffen en hun reactie onderzoekt heet chemie.
Dus, ken je een woord niet?
Probeer dan in de tekst te zoeken naar een voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

Test je kennis over woordenschat!

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • lezen in je leesboek

  • leren over grammatica: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  • we maken opdrachten

Slide 8 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat het zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn;
  • hoe je deze herkent
  • en hoe je deze vindt in een zin

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde?
Hier hebben we het gisteren over gehad. 

Hoe zat het ook alweer?


Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). 
Het geeft aan wat het onderwerp ‘doet’, bijvoorbeeld:
studeren, tennissen, tuinieren, kwispelen, krijgen of vallen.
Hulpwerkwoorden (hww) komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken;
denk aan: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen en mogen.

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Zo herken je het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  • In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord.
  • Als in een zin slechts één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat een zelfstandig werkwoord:
    Bij de bakker koop (zww) je lekkere gebakjes.

– Bij de bakker kun (hww) je lekkere gebakjes kopen (zww).

– Bij de bakker zou (hww) je lekkere gebakjes kunnen (hww) kopen (zww).

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  • Als er meer werkwoorden in de zin staan,
    staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin.
    Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoord (hww):
    Bij de bakker kun (hww) je lekkere gebakjes kopen (zww).
    Bij de bakker zou (hww) je lekkere gebakjes kunnen (hww) kopen (zww).

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Je maakt de startopdracht en opdracht  1, 2, 3 en 4.
van hoofdstuk 3: grammatica - zinsdelen in je schrift
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.  Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Je leert over zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden.         Klaar? Dan maak je opdracht 5.
                                                           

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat het zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn;
  • hoe je deze herkent
  • en hoe je deze vindt in een zin

Klopt dit? Hoe ging het? 

Slide 15 - Tekstslide