les 14

les 14
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransBeroepsopleiding

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

les 14

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • huiswerk : vragen?
  • Terugblik 

Doel van vandaag

  • aller 
  • il faut
  • voertuigen
  • richtingen geven

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben we vorige keer gedaan
  • Les adjectifs: herhalen (kort)
  • aimer: herhalen
  • les chiffres 100+: herhalen en oefenen
  • nieuwe stof: richting geven
  • huiswerk 

Slide 3 - Tekstslide

maken tekstboek
Opdracht 3A geluidsfragment 53

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden:
- regelmatige werkwoorden
- avoir
- être
- faire

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij/men gaat
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan

Slide 7 - Tekstslide

aller




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 8 - Sleepvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
je ...
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 9 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez

Slide 10 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont

Slide 11 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
elle
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 12 - Quizvraag

Je ... chez mes grands-parents.
A
va
B
vas
C
vont
D
vais

Slide 13 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
aller

Slide 14 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
nous ...
A
allons
B
allez
C
vont
D
aller

Slide 15 - Quizvraag

ik ga
jij gaat
hij gaat
zij gaat
wij/we gaan
u gaat/jullie gaan
zij gaan
nous allons
tu vas
ils vont
vous allez
on va
elles vont
je vais
il va
elle va

Slide 16 - Sleepvraag

ergens naartoe gaan...
aller à = gaan naar

Achter het vorige rijtje zet je dus gewoon à.

Je vais à            Ik ga naar
Il va à                  Hij gaat naar
Vous allez à     Jullie gaan naar

Slide 17 - Tekstslide

gaan naar
aller à
à+le= au vb le musée --> je vais au musée
à+la= onveranderd vb la gare--> je vais à la gare
à+l'  = onveranderd vb l'école--> je vais à l'école
à+les= aux vb les Champs-Elysées --> je vais aux Champs-Elysées

Slide 18 - Tekstslide

voertuigen: met de 
en: als je letterlijk in kan 
à pied
à vélo

Slide 19 - Tekstslide

1

Slide 20 - Video

huiswerk: werkboek

opdrachten 15-20 blz 33tem35

Slide 21 - Tekstslide

00:00
il faut 
je moet/men moet- we moeten-->geeft noodzakelijkheid aan
altijd met een werkwoord achter vb
il faut partir maintenant : we moeten nu vertrekken
il faut visiter le musée: je moet het museum gezien hebben

Slide 22 - Tekstslide

Au revoir!

Slide 23 - Tekstslide