Formuleren 6V: herhalen Formuleerfouten

En nu...
Wat je nu zelf af moet hebben (allemaal herhaling):
  • Spelling: werkwoordspelling --> opdracht 1t/m3 in het opdrachtenboek
  • Leren spellingregels (let op dat je niet te laat begint met leren)

Huiswerk voor dinsdag
  • Spelling: overige regels --> opdracht 4t/m6 in het opdrachtenboek
  • Formuleren --> opdracht 1 (stijlfouten) 
  • Opdracht 1 is groot, dus let daarop met je planning. Maak deze met aandacht.

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

En nu...
Wat je nu zelf af moet hebben (allemaal herhaling):
  • Spelling: werkwoordspelling --> opdracht 1t/m3 in het opdrachtenboek
  • Leren spellingregels (let op dat je niet te laat begint met leren)

Huiswerk voor dinsdag
  • Spelling: overige regels --> opdracht 4t/m6 in het opdrachtenboek
  • Formuleren --> opdracht 1 (stijlfouten) 
  • Opdracht 1 is groot, dus let daarop met je planning. Maak deze met aandacht.

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren
Stijlfouten
Formuleren
Stijlfouten

Slide 2 - Tekstslide

overzicht:
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin
7 onjuist begrenzen: 7.1 losstaand zinsgedeelte, 7.2 zinnen aan elkaar plakken
8 onjuiste inversie
9 geen symmetrie

Slide 3 - Tekstslide

Ik liet gisteravond om elf uur nog de honden uit en om diezelfde tijd mijn sleutels vallen.
A
geen symmetrie
B
foutieve samentrekking
C
onjuiste inversie
D
incongruentie

Slide 4 - Quizvraag

Paul is sinds vanmiddag ziek en naar huis gegaan. Dat heeft hij ons zojuist gemaild. Hij heeft morgen een afspraak met de huisarts.
A
losstaand zinsgedeelte
B
onjuiste beknopte bijzin
C
verwijsfout
D
foutieve samentrekking

Slide 5 - Quizvraag

uitleg: foutieve samentrekking
Je mag alleen onderdelen samentrekken met dezelfde:
1. vorm (ev/mv) 
--> *Het hok werd opengemaakt en de dieren losgelaten. 
2. betekenis 
--> *Voer eendjes, geen oorlog.
3. grammaticale functie (ow/lv, wwg/nwg) 
-->  *Jan heeft Piet gisteren nog gezien en het cadeau gegeven.

Slide 6 - Tekstslide

Slechts een klein aandeel van de werknemers van de HEMA waren tevreden over de loonafspraken. Bijna niemand heeft het contract ondertekend.
A
Contaminatie
B
Incongruentie
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Pleonasme

Slide 7 - Quizvraag

uitleg: incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten met elkaar 'congrueren' (samenvallen). Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook in het mv staan (en vice versa).

  • De media (=mv) vertellen niet altijd de waarheid.
  • De politie (=ev) staat altijd voor je klaar.
  • 50% van de mensen (=ev) heeft iets aan dat onderzoek.
  • Noch Jan, noch Piet  (=ev) heeft zin om naar huis te gaan.

Slide 8 - Tekstslide

Ik weet vrijwel zeker dat indien Jan een nieuwe telefoon krijgt, hij super blij zal zijn. Zijn oude telefoon is erg traag.
A
Onjuiste inversie
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Foutieve dat/ als-constructie

Slide 9 - Quizvraag

uitleg: dat/als-constructie
Het is niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen.
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin (deel 2 wisselen met deel 3
     Ik weet zeker dat, als Jan een nieuwe telefoon krijgt, hij blij zal zijn.
                1                                                2                                                               3
--> Ik weet zeker dat Jan blij zal zijn als hij een nieuwe telefoon krijgt.
Let op: Controleer altijd of je verwijswoorden nog kloppen!

Slide 10 - Tekstslide

De generaal vertelde dat in iedere vaste standaarduitrusting een zakmes verpakt zit. Dat hoeft niemand dus zelf aan te schaffen.
A
Contaminatie
B
Losstaand zinsgedeelte
C
Pleonasme
D
Verwijsfout

Slide 11 - Quizvraag

uitleg: tautologie/pleonasme
Tautologie: Er wordt twee keer hetzelfde gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).
= bovendien/ook, maar/echter, zoals/bijvoorbeeld

Pleonasme: Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is (meestal) van een andere woordsoort.
= ronde cirkel, aanwezige bezoekers

Slide 12 - Tekstslide

Aan al dat gepraat over wat Henk gaat doen in de zomervakantie met zijn vrienden, heb ik een hekel aan. Omdat hij het al zo vaak heeft gezegd, luister ik niet meer.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Losstaand zinsgedeelte
D
Contaminatie

Slide 13 - Quizvraag

uitleg: onjuiste herhaling
Bij een onjuiste herhaling wordt een voorzetsel (in, op, bij, van, door, met, etc.) ten onrechte herhaald in de zin. Dit is overbodig wanneer het voorzetsel twee keer genoemd wordt bij één woordgroep. Meestal staat er één voorzetsel vooraan in de zin.

  • In dat feest heb ik veel zin in. --> Ik heb veel zin in dat feest.
  • Met die jongen ga ik niet mee naar dat feest.

Slide 14 - Tekstslide

De vrouw werd met haar vraag van het kastje in het riet gestuurd en na een paar dagen had ze nog steeds geen antwoord.
A
Pleonasme
B
Contaminatie
C
Foutieve samentrekking
D
Onjuiste inversie

Slide 15 - Quizvraag

uitleg: contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte vermengd.

  • Tijdens de crisis komt er heel wat op je pad af. 
       Er komt iets op je af  of er komt iets op je pad
  • Ik  irriteer me mateloos aan zijn houding.
       Ik erger me aan zijn houding of zijn houding is irritant

Slide 16 - Tekstslide

Luid zingend deelde de kerstman de gratis cadeautjes uit aan alle kinderen die in het winkelcentrum aanwezig waren. Lange rijen met kinderen wachtten op hun verrassing.
A
Onjuiste beknopte bijzin
B
Foutieve samentrekking
C
Incongruentie
D
Pleonasme

Slide 17 - Quizvraag

Woest om zich heen maaiend met zijn armen, wist de politie de verwarde en boze man uiteindelijk tot bedaren te brengen.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Onjuiste beknopte bijzin
D
Goed

Slide 18 - Quizvraag

uitleg: foutief beknopte bijzin
De beknopte bijzin is fout als het samengetrokken onderwerp uit de bijzin niet hetzelfde onderwerp is als het onderwerp uit de hoofdzin. Bijvoorbeeld:
Zingend werden de aardappelen geschild.

  • Wat is het ow uit de hoofdzin? de aardappelen
  • Wat is het weggelaten ow uit de beknopte bijzin? hij/zij?
  • Is dit hetzelfde? Ja -> Goed / Nee -> Fout

Slide 19 - Tekstslide

Na het uitbreken van de brand in de studentenwoning waren zowel de politie als de brandweer snel ter plaatse. De slachtoffers konden snel worden geholpen.
A
Incongruentie
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed

Slide 20 - Quizvraag

De musical die dit jaar zal worden opgevoerd is 'Cabaret'. Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet aan de schoolmusical, je extra studiepunten krijgt?
A
Contaminatie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
dat/als-constructie
D
Goed

Slide 21 - Quizvraag

Lisa zei tegen Mieke dat ze haar tas sinds vrijdag in haar kluisje op school had laten liggen. Dat was niet erg handig geweest.
A
Foutieve samentrekking
B
Onduidelijk verwijzen
C
Dat/ als-constructie
D
Onjuist verwijzen

Slide 22 - Quizvraag

De vereniging SUVC stuurde een brief naar zijn leden om te vertellen dat het seizoen was afgelast.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Foutieve samentrekking
D
Goed

Slide 23 - Quizvraag

uitleg: verwijzen
Je kunt onduidelijk verwijzen of verwijsfouten maken in:
  • het woordgeslacht (m/v/o/mv) --> lidwoord eerst!
  • hen / hun
  • het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke)
  • verschil in zaken / personen (die/wie)
Let bij alle zinnen altijd goed op de verwijswoorden en leer de regels goed.

Slide 24 - Tekstslide

Je kunt in deze laatste periode beter voorkomen dat je geen onvoldoendes meer haalt, anders krijg je je cijfer onmogelijk nog opgehaald.
A
Onjuiste herhaling
B
Slordig verwijzen
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning

Slide 25 - Quizvraag

Connie dacht dat er niks mis kon gaan, omdat ze haar leerwerk van tevoren goed had gepland. Tijdens de toets wist ze echter bijna niets meer.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Onjuist verwijzen

Slide 26 - Quizvraag

Kijkend uit het raam van de klas, viel er een grote vogel van het dak. Ik schrok zo erg dat ik mijn etui op de grond stootte.
A
Onjuiste herhaling
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Onjuiste inversie

Slide 27 - Quizvraag

Het nieuwe boek van Tommy Wieringa is erg goed, maar die boeken van Arnon Grunberg niet. Die lees ik dus ook niet meer.
A
Foutieve beknopte bijzin
B
Incongruentie
C
Goed
D
Foutieve samentrekking

Slide 28 - Quizvraag

Hij vroeg ... om advies.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij

Slide 29 - Quizvraag

hun of hen?
Hen
  • Bij een lijdend voorwerp (Ik heb hen gezien.)
  • Na een voorzetsel (Ik geef aan hen dat boek.)

Hun
  • Bij een meew. voorwerp zonder voorzetsel (Ik geef hun ...)
  • Bij een meervoudig bezittelijk voornaamwoord (hun spullen)
  • Hun is nooit een onderwerp!

Slide 30 - Tekstslide

Het allerleukste ... ik ooit heb meegemaakt is de ontmoeting met de koning van Spanje.
A
dat
B
wat

Slide 31 - Quizvraag

uitleg: verwijzen
Dat of wat?

dat: als je verwijst naar een het-woord

wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap
(mooiste/beste/grootste)
... een onbepaald voornaamwoord
(enige, iets, niets, alles)
... een hele zin (Hij ging weg, wat ik wel jammer vind.)

Slide 32 - Tekstslide

Ik keek gefascineerd naar de koeien in de wei.
... stonden daar rustig te grazen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 33 - Quizvraag

Is het correct om met zij in het meervoud naar zaken te verwijzen: Je spullen. Zij liggen in de kast?
Antwoord

Nee. In het meervoud kan zij alleen naar personen verwijzen. Naar niet-personen kan alleen worden verwezen met de onbeklemtoonde vorm ze of met het beklemtoonde die.

Slide 34 - Tekstslide

Het personage ... ik het leukste vind in de roman van Harry Mulisch is Anton.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 35 - Quizvraag

Is deze quiz al reeds voorbij? Ik denk dat ik het wel heb begrepen.
A
Ja
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 36 - Quizvraag

Morgen worden die dozen opgehaald en moet ik ze vandaag dus inpakken.
A
Foutieve samentrekking
B
Onjuiste beknopte bijzin
C
Foutieve inversie
D
Incongruentie

Slide 37 - Quizvraag

onjuiste inversie
Standaardvolgorde (ow+pv) of inversievolgorde (pv+ow) kunnen allebei in het Nederlands. Inversie (pv voor ow) mag alleen als:
- De zin een vraagzin is. (Heeft Piet Arie nog gezien?)
- De zin begint met een bijzin. (Omdat Piet weg is, heeft Arie ...)
- De zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
* Sinds gisteren zit Piet thuis en * voelt hij zich vandaag alleen.
   Sinds gisteren zit Piet thuis en vandaag voelt hij zich alleen.

Slide 38 - Tekstslide

De koekjes waren knapperig en de taart zacht. Terugdenkend aan het feestje, kreeg ik opnieuw water in mijn mond.
A
Geen symmetrie
B
Foutieve samentrekking
C
Onjuiste beknopte bijzin
D
Incongruentie

Slide 39 - Quizvraag

De beste manier om je woordenschat te vergroten is veel lezen en een woordenlijst te maken. Het komt dus goed uit dat ik graag lees.
A
Pleonasme
B
Foutieve samentrekking
C
Onjuiste inversie
D
Geen symmetrie

Slide 40 - Quizvraag

geen symmetrie
Als iets symmetrisch is, dan zijn de verschillende onderdelen gelijk. Dat geldt ook voor de taal: als je iets opsomt, moeten alle onderdelen van die opsomming op dezelfde manier geformuleerd worden.

Fouten in symmetrie:
  • getal (enkelvoud/meervoud) 
   *  Men is blij en ze zijn ook uitgelaten.
  • grammaticale constructie: bijzin, hoofdzin etc.
   * Hij wil  zakgeld om met geld om te leren gaan en omdat hij iets wil kopen.   

Slide 41 - Tekstslide

nogmaals het overzicht:
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin
7 onjuist begrenzen: 7.1 losstaand zinsgedeelte, 7.2 zinnen aan elkaar plakken
8 onjuiste inversie
9 geen symmetrie
                                              Pak nu deze lijst erbij (boek of schrijf het in je schrift) voor de open vragen!

Slide 42 - Tekstslide

Welke fout? De oorzaak van de breuk tussen Karel en Henk is te wijten aan een gebrek aan motivatie om de problemen onderling op te lossen.

Slide 43 - Open vraag

Welke fout? 'De docent nam afscheid en werd een prachtig cadeau aangeboden. Namens de gehele afdeling werd het overhandigd.'

Slide 44 - Open vraag

Lopend naar de overkant van de straat, reed de auto hem bijna aan. Hij lette niet goed op toen hij op zijn telefoon aan het kijken was.

Slide 45 - Open vraag

Vorige week was hij ziek en zijn we daarom nog niet klaar met de opdracht. Ik denk dat we dit even moeten melden bij de docent.

Slide 46 - Open vraag

Ik heb hen gisteren gevraagd om deze keer wat vroeger te komen. Er moet nog veel gedaan worden aan ons profielwerkstuk.

Slide 47 - Open vraag

45% van de leerlingen heeft inmiddels al geleerd voor de toets. Omdat het een lastige toets gaat worden. Je moet vooral veel leren en oefenen.

Slide 48 - Open vraag

Omdat men niet weet welke vragen er precies in de toets zullen staan en ze wel graag een goed punt willen halen, gaan de meeste leerlingen nu al goed leren en oefenen.

Slide 49 - Open vraag

Je wordt niet verkouden van tocht, maar van een virus. Niettemin is het toch verstandig uit de tocht te blijven, omdat je een lagere weerstand kan krijgen, waardoor je wel sneller een virus oploopt.

Slide 50 - Open vraag

De wetenschap is belangrijk, omdat hij leidt tot nieuwe ontdekkingen. Omdat er in degelijk onderzoek steeds geverifieerd én gefalsifieerd wordt, is de betrouwbaarheid van resultaten groot.

Slide 51 - Open vraag