Dyslexie, dictee + fictie

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten, fijn dat je er bent.

Telefoon in de telefoontas?
Pak je spullen! Je hebt nodig:
  • schrift + pen
  • leesboek

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv1a!
Ga lekker zitten, fijn dat je er bent.

Telefoon in de telefoontas?
Pak je spullen! Je hebt nodig:
  • schrift + pen
  • leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Wat gaan we doen?
  • We gaan het hebben over dyslexie
  • Doen het screeningsdictee 
  • We hebben het over fictie
Het doel van deze les is dat jij weet wat dyslexie is, 
wat het verschil is tussen fictie en non-fictie en dat je weet wat personages en perspectieven zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Dyslexie
Weet jij wat dyslexie is? 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Screeningsdictee
We gaan een dictee maken.
Waarom? Zo kunnen we snel schakelen en onderzoeken. Eventueel kun je begeleiding krijgen zodat je tegen minder problemen aanloopt. 

Ik kijk de dictees na. Je krijgt geen cijfer, het is echt alleen om te kijken wie er mogelijk dyslectisch is en hulp kan krijgen.

Slide 5 - Tekstslide

Screeningsdictee

Je krijgt een dictee te horen dat bestaat uit 10 zinnen.

We maken in stilte het dictee. 
Steek je hand op als er iets onduidelijk is. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Fictie
We gaan aan de slag met de cursus: fictie.

Je gaat leren over fictie en non-fictie en leert over personages en perspectieven. 

Slide 8 - Tekstslide

Fictie?

Slide 9 - Tekstslide

Non-fictie

Teksten waarin niets is verzonnen en de schrijver informatie geeft over een bepaald onderwerp. 
Ook kan hij je proberen te overtuigen van zijn mening of wil hij uitleggen hoe je iets moet doen. 
Fictie

Verhalen die een schrijver heeft verzonnen. 
Het doel is amuseren (de schrijver wil dat jij zijn verhaal met plezier leest). Daardoor kun je soms wegdromen, aan het denken gezet worden of je inbeelden hoe het is om iemand anders te zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Personages
- Alle personen die een rol spelen in een verhaal zijn personages
- Het belangrijkste personage over wie het verhaal gaat is de hoofdpersoon. Soms heeft een verhaal meerdere hoofdpersonen. 
- De overige personages zijn bijfiguren

- Van de hoofdpersoon weet je hoe hij zich voelt en hoe hij denkt. 
Je zegt dat het perspectief bij de hoofdpersoon ligt. 

Slide 11 - Tekstslide

Perspectief
Er bestaan verschillende soorten perspectief:
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven
  • hij/ zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven


Slide 12 - Tekstslide



We lezen:
Films die nergens draaien, van Yorick Goldewijk

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
We maken deze vragen over het boek. 
  1. Wie is de hoofdpersoon in het verhaal? 
  2. Wie zijn de bijfiguren uit het boek? Noteer de namen en wie ze zijn. 
  3. Vanuit welk perspectief is het boek geschreven?
  4. In wie kun jij je het beste inleven? Hoe komt dat? 

Slide 14 - Tekstslide

We hebben het vandaag gehad over:
  • dyslexie
  • fictie en non-fictie
  • personages en perspectieven


Slide 15 - Tekstslide