Taalverzorging 479 les 2

Taalverzorging
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Taalverzorging
Grammatica
Spelling
Formuleren
Taalbewustzijn (taalfeitjes)

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les
Grammatica: persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

Bespreken huiswerk (opdracht 2, 3 en 6)

Slide 4 - Tekstslide

Probeer deze zin te ontleden.
Volg alle stappen (pv, wg en het ow).

Het meisje heeft gisteren pannenkoeken gegeten.

Slide 5 - Open vraag

Taalverzorging
Wanneer is een zin een goede zin?

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
Welke zinsdelen horen bij elkaar?

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.

  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.

  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen vinden

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: | of /

Stap 1: Zoek de persoonsvorm en zet deze tussen  streepjes: 
Je hebt het eerste zinsdeel al gevonden!

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.


Slide 10 - Tekstslide

Stap 2: Welke woorden kunnen vóór de persoonsvorm staan? Puzzelen en schuiven maar!

De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

  • De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
  • Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
  • Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven


De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

Slide 11 - Tekstslide


De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 12 - Tekstslide

Verdeel de zin in zinsdelen:

Mijn ouders hebben mij gisteren een chocoladereep gegeven.

Slide 13 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen:

Hoe gaat het?

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!
Maak vanaf bladzijde 103 de volgende opdrachten:
opdracht 9 en 11

Klaar?
Maak van blz. 117 opdracht 24 en/of werk aan je project werkwoordspelling.

Slide 15 - Tekstslide