Thema 6 basisstof 2

Vandaag:
- Herhaling basisstof 1 
- Uitleg basisstof 2
- Opdrachten basisstof 2

Wat heb je nodig:
- Boek 2b
- Etui
- Laptop 
- Planner
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag:
- Herhaling basisstof 1 
- Uitleg basisstof 2
- Opdrachten basisstof 2

Wat heb je nodig:
- Boek 2b
- Etui
- Laptop 
- Planner

Slide 1 - Tekstslide

Thema 6 Erfelijkheid en Evolutie
Basisstof 2, Chromosomen en genen

Slide 2 - Tekstslide

Bs 2 Chromosomen en genen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50 % van de chromosomen levert.

Slide 4 - Tekstslide

Even herhalen van les 1
Hoe noemen we alle eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie over erfelijke eigenschappen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heten de cellen van ons lijf?
A
geslachtscellen
B
lichaamscellen
C
cellen

Slide 7 - Quizvraag

Bevatten alle lichaamscellen een celkern?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Waar ligt de erfelijke informatie?
A
In elke cel van ons lichaam
B
In sommige cellen
C
Alleen in de cellen die het nodig hebben

Slide 9 - Quizvraag

Chromosomen in lichaamscellen
- Lichaam opgebouwd uit cellen (lichaamscellen)
- Elke celkern bevat 46 chromosomen
- Chromosomen zijn lange dunne draden met de stof DNA
- DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen.
- Voor één eigenschap zijn enkele stukjes DNA nodig.

Slide 10 - Tekstslide

Chromosomen
- Mens heeft 46 chromosomen 
- Chromosomen liggen in paren
- Dus de mens heeft 23 chromosoom paren

(denk aan schoenen) bijvoorbeeld:
- je hebt 10 schoenen soorten (paren)
- dus in totaal heb je 20 schoenen

Slide 11 - Tekstslide

Chromosoomparen
- Zo’n chromosoompaar hoort bij elkaar, ze zijn aan elkaar gelijk.

- De mens heeft dus 23 chromosoomparen. Dat geldt voor alle lichaamscellen: levercel, huidcel, darmcel, spiercellen.
- In lichaamscellen is het altijd een even aantal chromosomen
- Andere organismen hebben in de celkern ook een vast aantal chromosomen. Ze komen in paren voor.

Slide 12 - Tekstslide

Chromosomen van andere soorten

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Genen
- Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
Al die informatie ligt in de 46 chromosomen.

Een gen is een deel van een chromosoom die informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.
Elke chromosoom heeft veel genen. Alle genen samen vormen het genotype.
Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor in de celkern.
Dus in lichaamscellen komen genen (ook) in paren voor.




Slide 15 - Tekstslide

Genen en chromosomen
- Op deze chromosoom liggen 3 genen


- Je ziet dat de chromosoom in een paar voor komt (twee keer)
Dus ook de genen komen in een paar voor.


- Elke kleur staat voor één erfelijke
eigenschap.

Slide 16 - Tekstslide

Alle informatie, komt overal voor
- In alle cellen ligt ALLE informatie
- De cel gebruikt alleen de informatie die het nodig heeft.

- genen voor haarvorm liggen in tenen (niet actief)
- genen voor haarvorm liggen in hoofdhuid (actief)

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
12
B
23
C
46
D
48

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel chromosoomparen heeft de mens
A
12
B
23
C
46
D
24

Slide 19 - Quizvraag

Waar liggen chromsomen?
A
In de celkern
B
In alle cellen
C
Los door je lichaam
D
Op één plekje

Slide 20 - Quizvraag

Geslachtscellen
- We kennen naast lichaamscellen ook geslachtscellen (eicel en zaadcel).
- In de geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor, maar enkelvoudig.
- Een geslachtscel bevat ook geen 46 chromosomen, maar 23!
- Daardoor is er geen genenpaar, maar juist maar 1 gen.

Slide 21 - Tekstslide

Geslachtscellen
- Bij bevruchting versmelten de kernen van de zaadcel en eicel.
- De chromosomen uit de zaadcel en de chromosomen uit de eicel komen samen. 

- De zaadcel bevat 23 chromosomen
- De eicel bevat 23 chromosomen
 - Dus krijgt de bevruchte eicel weer….?  chromosomen


Slide 22 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen (groot)

Slide 23 - Tekstslide

Bij de vorming van geslachtscellen ontstaat variatie in genotypen

Slide 24 - Tekstslide

Wie kan dit plaatje uitleggen?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Celdeling
- De bevruchte eicel gaat groeien tot een embryo
en daarna tot een kind.
- Om te groeien worden nieuwe cellen gevormd.
Dit heet celdeling.
- Een moedercel deelt zich in 2 dochtercellen.
- Bij deze celdeling veranderd de erfelijke
informatie niet

Slide 27 - Tekstslide

Celdeling

Celdeling

Slide 28 - Tekstslide

dus: celdeling 2
We zagen net:
Van moeder > dochtercel is precies dezelfde informatie. 

Bij de geslachtscellen was dat anders: daar komt informatie van de zaadcel en eicel bij elkaar
(vormen een nieuwe cel)


Slide 29 - Tekstslide

Extra: Geslachtschromosomen
- paar 23
- noemen we de geslachtschromosomen

- bij een vrouw zijn die gelijk (XX)
- Bij een man zijn die verschillend (XY)

Slide 30 - Tekstslide

Geslachtschromosomen 

Slide 31 - Tekstslide

Extra: Tweelingen
Eeneiige tweeling
- 1 eicel + 1 zaadcel
- valt uit elkaar
- hetzelfde genotype

Twee-eiige tweeling
- 2 eicellen + 2 zaadcellen
- eigen genotype



Slide 32 - Tekstslide

dus...
- We hebben het gehad over: dat op chromosomen genen liggen die verantwoordelijk zijn voor erfelijke eigenschappen.
- We hebben het erover gehad dat genen in paren voorkomen, net als chromosomen.
- We hebben gezien dat hier één uitzondering is: namelijk de geslachtscellen. Die zijn enkelvoudig
- Een geslachtscel heeft 23 chromosomen, als de kernen versmelten bij bevruchting krijg je weer 46 chromosomen.
- Cellen delen zich door celdeling en de dochtercellen zijn hetzelfde als moedercellen. Behalve bij geslachtcellen.
- daarom komt het genotype tot stand bij de bevruchting.

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag
Thema 6, basisstof 2
* Maken begrippenlijst van 6.2 (blauwe woorden + betekenis)
* Maken opdracht 1 t/m 11 
* Nakijken 6.2

Slide 34 - Tekstslide