paragraaf 2.3 mavo (2/3)

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Woningmarkt
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen (bestaat uit koopwoningen en huurwoningen).

Woningcorporatie: een organisatie die betaalbare woningen bouwt, verhuurt en onderhoudt. 

Huurwoningen
  • Sociale huurwoningen (tot ongeveer €700)
  • Huurwoningen in de vrije sector

Slide 8 - Tekstslide

De totale woningmarkt bestaat uit de totale vraag naar woningen en de totale aanbod naar woningen. De woningmarkt kan je weer verdelen in:
A
huurwoningen & koopwoningen
B
huurwoningen & leasewoningen
C
leasewoningen & koopwoningen
D
Sociale woningen en vrije woningen

Slide 9 - Quizvraag

Vestia is een woningbouwvereniging of woningcorporatie. Wat is dat?
A
Instelling die sociale huurwoningen in een plaats bouwt, verhuurt en onderhoudt.
B
Woningen die samenwerken in een vereniging.
C
Vereniging waarin bewoners van sociale huurwoningen samenwerken.
D
Vereniging die woningen bouwt.

Slide 10 - Quizvraag

Sociale huurwoningen hebben een maandelijkse huur tot ...
A
ongeveer € 300
B
ongeveer € 700
C
ongeveer € 1000
D
ongeveer € 1200

Slide 11 - Quizvraag

Huurtoeslag
Geldt dat je krijgt van de overheid als je inkomen te laag is om de huur te betalen. 
(Aanvragen bij de Belastingdienst)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Waar moet je huurtoeslag aanvragen?
A
Bij de belangstingdienst
B
Bij de gemeente
C
Bij de woningbouwvereniging
D
Bij de makelaar

Slide 14 - Quizvraag

Waarom krijg je meestal geen huurtoeslag als je huurt in de vrije sector?
A
Omdat je huur en/of inkomen boven de grenzen uitkomen
B
Omdat de vrije sector niet gebonden is aan wettelijke voorschriften
C
Omdat huurtoeslag alleen geldt voor sociale huurwoningen.
D
Omdat woningcorporaties dit zo geregeld hebben.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Koopwoningen
Makelaar (blz. 52): onderhandelt bijvoorbeeld over de prijs.
Kosten koper (k.k.) (Bijvoorbeeld kosten voor het afsluiten van een hypotheek en overdrachtsbelasting).

Wil je het huis kopen en zijn de koper en verkoper het eens over de aankoopprijs dan tekenen beide partijen een:
  •  (Voorlopig) koopcontract (met ontbindende voorwaarden)

Slide 17 - Tekstslide

Koop definitief maken
Notaris: stelt een transportakte op.

Transportakte (leveringsakte): bewijs dat de woning aan de koper is geleverd. Deze wordt ondertekend door de koper, verkoper en notaris.

Kadaster: deze instantie legt het eigendom vast van alle onroerende zaken, zoals grond, woningen en andere gebouwen. 
  • Inschreven bij het Kadaster = Officieel eigenaar van jouw huis.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wie stelt een transportakte (leveringsakte) op?
A
Het Kadaster
B
Burgemeester
C
Notaris
D
De koper en verkoper

Slide 20 - Quizvraag

Je bent officieel eigenaar van een woning als ...
A
het koopcontract is getekend.
B
de transportakte is getekend.
C
de transportakte is ingeschreven in het kadaster.
D
het geld is betaald.

Slide 21 - Quizvraag

Hieronder volgen 2 beweringen, welke is juist?
1 Als je een huis gekocht hebt, moet de notaris een transportakte opstellen.
2 Als je een huis koopt, ben je verplicht een makelaar in te schakelen.
A
Geen van beide
B
Alleen 1
C
Alleen 2
D
Beide

Slide 22 - Quizvraag

OZB en WOZ
Onroerendezaakbelasting (ozb): een belasting die je betaalt aan de gemeente. het bedrag is een klein percentage van de WOZ-waarde van jouw woning.

WOZ-waarde (Wet onroerendezaakbelasting): Dit wordt elk jaar door de gemeente vastgesteld. Verder betaal je aan de gemeente nog andere belastingen en heffingen (zoals: rioolheffing en afvalstoffenheffing).

Slide 23 - Tekstslide

Hoe noem je de waarde van een woning of bedrijfspand?
A
OZB
B
WOZ

Slide 24 - Quizvraag

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 25 - Quizvraag

Hogere WOZ.
OZB hoger of lager??
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk

Slide 26 - Quizvraag

SAMEN

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide