H6 - Spelling

Zet de zinnen in de directe rede
Mijn moeder zei dat ik om 20.00 uur thuis moest zijn. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zet de zinnen in de directe rede
Mijn moeder zei dat ik om 20.00 uur thuis moest zijn. 

Slide 1 - Tekstslide

H6 - spelling
over leestekens, directe- en indirecte rede  

Slide 2 - Tekstslide

Planning van deze les
- Lesdoel
- Voorkennis ophalen
- Instructie
- Opdrachten maken
- Afronden/terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
  • Ik kan komma's correct gebruiken.
  • Ik kan de directe rede en de indirecte rede correct toepassen.
  • Ik weet wat een citaat is en wanneer/hoe ik aanhalingstekens gebruik.


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
hoofdletter?

Slide 5 - Woordweb

Wat weet je al over
citeren?

Slide 6 - Woordweb

komma
  • tussen twee persoonsvormen: omdat ik ziek ben, kom ik vandaag niet
  • bij een opsomming: we hebben Nederlands, Frans en Duits
  • tussen een naam/uitroep en de rest van de zin: He, wat doe jij daar?


Slide 7 - Tekstslide

dubbele punt
  • een opsomming: 
Sophie is dol op zoetigheid: snoep, ijs, gebak en toetjes.
  • een toelichting: 
We eten elke dag verse groenten: dat is gezond.
  • een citaat: 
 Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’


Slide 8 - Tekstslide

directe rede
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel ‘citeren’. 

Slide 9 - Tekstslide

directe rede
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt:
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt.
‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken’, zei vader.


Slide 10 - Tekstslide

indirecte rede
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede. Dan gebruik je geen aanhalingstekens en geen dubbele punt. In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin.


Slide 11 - Tekstslide

indirecte rede
– directe rede: 
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’

– indirecte rede: 
Vader zei dat hij de barbecue alvast even zou aansteken.


Slide 12 - Tekstslide

Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
A
Indirecte rede
B
Directe rede

Slide 13 - Quizvraag

Hij vroeg of hij me kon helpen.
A
Indirecte rede
B
Directe rede

Slide 14 - Quizvraag

Jan zei dat hij ziek was.
A
Indirecte rede
B
Directe rede

Slide 15 - Quizvraag

Zet de zinnen in de indirecte rede
'Wie gaat er mee naar de verjaardag van Hassan?', vraagt Jasper.

Slide 16 - Tekstslide

Zet de zinnen in de indirecte rede
De trainer zei: 'Volgende week kunnen we kampioen worden!'

Slide 17 - Tekstslide

Zet de zinnen in de directe rede
Carlo zei dat we vanmiddag bij hem thuis mogen gamen. 

Slide 18 - Tekstslide





    H6 - Opdrachten staan in de digitale planning. 




Verwerking
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
  • Ik kan komma's correct gebruiken.
  • Ik kan de directe rede en de indirecte rede correct toepassen.
  • Ik weet wat een citaat is en wanneer/hoe ik aanhalingstekens gebruik.


Slide 20 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een zin in de indirecte rede.

Slide 21 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een zin in de directe rede. (let hierbij ook op de leestekens)

Slide 22 - Open vraag