week 7 havo 3

Bonjour et bienvenue!
Bientôt les vacances! 
Maar eerst; 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue!
Bientôt les vacances! 
Maar eerst; 

Slide 1 - Tekstslide

Les buts de la semaine
-CHECK : leerwerk  : FORMATIEVE TOETS

- GRAMMAIRE II : het bijvoeglijk naamwoord en de vergelijkingen
- à vous : maak de weektaak (zover mogelijk in de klas)
-

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

grammaire II

- het bijvoeglijk naamwoord en de vergelijkingen 
 oef. 16a-F

Slide 5 - Tekstslide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het woord waar het iets over zegt.

Un grand garçon
Deux grands garçons
Une grande fille
Deux grandes filles

M. enkv
M. mv
-
+ S
V.enkv
V.meerv
+e
+ es

Slide 6 - Tekstslide

Adjectif
Het bijv. nw.  past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. Behalve het rijtje hieronder. Dat moet je uit je hoofd leren. Dat gaat makkelijker als je ze hardop uitspreekt. Dan merk je namelijk dat de woorden rijmen.
VOOR het zelfstandig naamwoord:
Bon / Beau / Joli
Haut / long / petit
Jeune / vaste / grand
Vieux / mauvais / méchant
Nouveau / Gros/ autre /large

Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
bon
bonne
beau
belle
nouveau
nouvelle
vieux
vieille

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
ien
italien
ienne
italienne
eux
dangereux
euse
dangereuse
if
sportif
ive
sportive

Slide 10 - Tekstslide

Zet het bijvoeglijknaamwoord in de juiste vorm
  1. un voleur (agressif)
  2. un footballeur (Australien)
  3. des élèves (actif)
  4. deux filles (malheureux)
  5. Elle est (nerveux)
  6. Ils sont (Canadien)
  7. Mon amie est (sportif)

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

vergelijkende - vergrotende- overtreffende trap 
Vergelijkend : Deze broeken zijn even mooi als die broeken. 
=> ces pantalons-ci sont aussi beaux que ces pantalons-là
aussi…. bijv.nw…. que/qu’
vergrotend : Ik ben langer dan mijn beste vriend :
=>  je suis plus long que mon meilleur ami
plus…. bijv.nw…. que/qu’
moins…. bijv.nw…. que/qu’

overtreffend : Deze auto is het mooist
=> cette voiture est la plus belle

Slide 12 - Tekstslide

vergelijkende trap= le comparatif
Vergelijkende trap : aussi …. que : 
Jean est aussi riche que Pierre
                                          plus….que : 
Jean est plus riche que Pierre
                                          moins ...que
Jean est moins riche que Pierre

Slide 13 - Tekstslide

vergelijkende trap : 
Je vergelijkt twee mensen/dingen/situaties/zaken : 
aussi....que : even .... als : 
Jan is even groot als Bram : Jean est aussi grand que Bram
Anne is even groot als Lisa : Anne est aussi grande que Lisa

moins .... que :  minder ...dan :
Ce livre est  moins captivant que  Harry Potter

plus.... que : meer ....dan
Les vacances d'été sont plus longues que les vacances d'hiver.

Slide 14 - Tekstslide

Overtreffende trap 
Waar je in het Nederlands - st achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans LE PLUS/ LA PLUS of LES PLUS voor het bijvoeglijk naamwoord! 
Let wel op de plaats van het bijvoeglijk naamwoord bon beau jolie weetjewelweetjeniet?

Jean est le plus grand => Jan is het grootst 
le plus beau livre => het mooiste boek 
le livre le plus captivant => het spannendste boek
la plus belle robe => de mooiste jurk
les enfants les plus sages => de braafste kinderen
l'appartement le plus morderne => het modernste appartement



Slide 15 - Tekstslide

attention! quelques cas particuliers : 

=> Goed -beter-best als bijvoeglijk naamwoord : 
bon - meilleur (e) (s) - le meilleur (la meilleure/les meilleurs/ les meilleures)
=> goed - beter - best als bijwoord : 
bien - mieux- le mieux
=> slecht -slechter-slechtst als bijvoeglijk naamwoord : 
mauvais (e) (s) - plus mauvais(e)(s)- le plus mauvais (la plus mauvaise/ les plus mauvais)
=> slecht-slechter-slechtst als bijwoord; mal-pire-le pire
 

Slide 16 - Tekstslide

even oefenen...

Slide 17 - Tekstslide

Ik ben kleiner dan Marie.
A
Je suis aussi petit que Marie.
B
Je suis moins petit que Marie.
C
Je suis plus petit que Marie.
D
Je suis petit que Marie

Slide 18 - Quizvraag

Chantal is minder groot dan Lisa.
A
Chantal est moins grand que Lisa
B
Chantal est moins grande que Lisa
C
Chantal est plus grande que Lisa
D
Chantal est aussi grande que LIsa

Slide 19 - Quizvraag

De auto is net zo nieuw als de fiets.
A
La voiture est aussi nouveau que le vélo.
B
La voiture est plus nouvelle que le vélo.
C
La voiture est moins nouvelle que le vélo.
D
La voiture est aussi nouvelle que le vélo.

Slide 20 - Quizvraag

Xavier danst beter dan ik.
A
Xavier danse meilleur que moi
B
Xavier danse mieux que moi
C
Xavier danse le mieux
D
Xavier danse le mieux que moi

Slide 21 - Quizvraag

Nadège is de sympathiekste
A
Nadège est la sympathique
B
Nadège est sympathique la plus
C
Nadège est la plus sympathique
D
Nadège est le meilleur sympathique

Slide 22 - Quizvraag

Claire is het kleinst
A
Claire est la petite
B
Claire est plus petite
C
Claire est petite
D
Claire est la plus petite

Slide 23 - Quizvraag

il est le .....(beste).......rappeur
A
mieux
B
meilleure
C
meilleur
D
plus bon

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Link

Au travail
 En classe : grammaire II/  exercice 16 A t/m F
Leren apprendre 5 en aantekeningen, herhaal appr 1 t/m 4

Slide 26 - Tekstslide

essayons ensemble.........

Slide 27 - Tekstslide