Anatomie Zenuwstelsel

• Verzorgende
• MBO
• Studiejaar 2

Prikkels

Prikkels: Alle veranderingen in je omgeving waar je op kan reageren. 

- Inwendige prikkels

- Uitwendige prikkels 

Zintuigen

Prikkels

ogen

oren

neus

tong

huid

muziek luisteren

vieze sokken ruiken

vuurwerk kijken

zachte kussen voelen

Adequate prikkels 

Typen zenuwcellen

Gevoelszenuwcel

Impuls loopt van een zintuig naar het centrale zenuwstelsel

Het cellichaam ligt net buiten het centrale zenuwstelsel

Schakelcel

Impulsen in het centrale zenuwstelsel

De cel ligt in het geheel in het centrale zenuwstelsel

Bewegingszenuwcel

Impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren

Het cellichaam ligt in het centrale zenuwstelsel

Het aansturen van spieren en klieren

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?

1. Zenuwstelsel
2. Hersenstelsel
3. Centraal zenuwstelsel
4. autonoom zenuwstelsel

Bouw, ligging en functie van delen van het centraal zenuwstelsel. 

- Grote hersenen: bewustzijn, zintuiglijke waarneming en bewuste beweging

- Kleine hersenen: coördinatie van bewegingen

- Hersenstam: verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg en een rol bij reflexen in hoofd- en halsgebied

- Ruggenmerg: verbinding van organen met hersenen en een rol bij reflexen van romp en ledematen

Kleine hersenen

Grote hersenen

Hersenstam

THALAMUS

kwabben

frontaalkwab

parietaal kwab

occipitaal kwab

temporaal kwab

Primaire sensorisch en motorisch schorsgebied

Bewustwording van wat je ziet, hoort, voelt, ruikt en proeft

Sensorisch = eerste bewustwording van wat je ziet, ruikt, voelt, proeft en voelt.

Motorisch = instructies vanuit je hersenen die aanzetten om de skeletspieren aan te spannen of te ontspannen. Motorische zenuwen > altijd verbonden aan een spier of klier. 

Associatiegebieden

Associatiegebieden van de hersenschors zijn betrokken bij de hogere geestelijke (cognitieve) functies. Deze gebieden noemen we secundaire motorische en sensorische gebieden. VB: gesproken woorden waarnemen en begrijpen, geschreven taal uitleggen en benoemen van voorwerpen. 

Welk deel van de hersenen zorgt voor het coördineren van bewegingen?

1. Kleine hersenen
2. Grote hersenen
3. hersenstam
4. hypofyse

Welke functies heeft de hersenstam niet?

1. Aansturen van hartslag, ademhaling bloeddruk en temperatuur.
2. Bewegingen coördineren.
3. Impulsen geleiden van ruggenmerg naar grote en kleine hersenen.
4. Impulsen geleiden van zenuwen in het hoofd naar grote en kleine hersenen.

Kleine hersenen

• Zorgen voor de fijne afstelling tussen waarnemingen en bewegingen.
• Heeft alles te maken met coördinatie van beweging en lichaamshouding

Hersenstam

• De hersenstam regelt belangrijke basisfuncties om te overleven, zoals de bloedsomloop, slaap-waakritme, ademhaling en regeling van de spijsvertering.