Groter dan & even als

Blok 4 - Over Taal
Groter dan en even groot als
Vaktaal
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 4 - Over Taal
Groter dan en even groot als
Vaktaal

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
  • Je weet dat er regels zijn voor het gebruik van de woordjes dan en als.

  • Je weet wat vaktaalwoorden zijn . 





 
  • Je kunt als en dan op de goede manier gebruiken.

  • Je kunt uitleggen wat de betekenis is van een vaktaalwoord.
  • Je kunt een vaktaalwoord gebruiken in een zin.


Weten 
4

Slide 3 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zeg je: groter dan mijn vader of groter als mijn vader? Dit zijn de regels.



Groter dan en even groot als

Gebruik als na:
  • net zo en even: net zo groot als, even mooi als
  • niet zo: niet zo groot als
  • drie keer zo, vier keer zo groot als
Gebruik dan na:
  • de vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
  • ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht
4

Slide 4 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wanneer gebruik je alsen wanneer gebruik jedan
Kies het goede antwoord.

1. Na 'net zo' en 'even' gebruik je?
2. Na 'drie keer zo' gebruik je?
3. Na de vergrotende trap gebruik je?
4. Na 'ander', 'andere' en 'anders' gebruik je?
5. Na 'niet zo' gebruik je?
 .

Even oefenen - Groter dan en even groot als

als
1.
als
2.
dan
3.
dan
4.
als
5.
4
Hij is even groot .... ik.
Hij is drie keer zo .... ik.
Hij is groter .... ik.
Hij is anders .... ik.
Hij is niet zo klein .... ik.

Slide 5 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Maak de zinnen af. Vulals of danin. 


De zomervakantie duurt langer ...... de meivakantie.
In Friesland is het niet zo druk ....   in de Randstad.
 .

Groter dan en even groot als

Slide 6 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Deze auto is net zo duur … die auto.

Welk woord hoort er op de .....?
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind een broodje hete kip lekkerder … min boterhammen.

Welk woord hoort er op de .....?
A
als
B
dan

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin waarin je 'jouw broertje' met 'het broertje van je vriend(in)' vergelijkt.

Gebruik 'als' of 'dan'.


Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de twee zinnen hieronder. Welk woord past in beide zinnen?
1 Pas op, er komt een auto om de … .
2 In de wiskundeles moesten we een … berekenen.

A
cirkel
B
hoek
C
brug
D
cel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga nu aan de slag met:
Over Taal Blok 4
4.4A en 4.4B

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies