Observeren Les 5 Rapporteren van gegevens

Observeren, Signaleren en Rapporteren
Les 5 



1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Observeren, Signaleren en Rapporteren
Les 5 



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwezigheidsregistratie

Ben je te laat? 
Geef het te laat briefje dan aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  1. Lesdoelen
  2. Theoretische gedeelte
  3. Leeractiviteit 
  4. Afsluiting les

Slide 3 - Tekstslide

Deel 1: 90 min (2 x45 min)

5 min. Welkom en AWR
5 min. Energizer
4 min. lesdoelen
3 min. Programma
20 min  Uitleg en Opbouw vak
10 min  Theoretische gedeelte
20 min  Leeractiviteit 2
10 min Lesdoelen check
3 minuten afsluiting les

80 min. totaal




Lesdoelen

Je hebt kennis over de basisbegrippen toe behorende bij observeren, signaleren en rapporteren zoals; analyseren, interpreteren, ordenen, objectief en subjectief.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theoretische gedeelte

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observeren
Observeren is iets anders dan waarnemen. 
Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in een bijzondere situatie. 

Wanneer je observeert, doe je dit altijd doelgericht en volgens een bepaalde methode. Je formuleert dus altijd vooraf het doel van je observatie.

Je beschrijft wie, wat, waar en wanneer je gaat observeren. Observeren gaat altijd over het gedrag. Je bent daarbij objectief en kijkt naar de feiten.

Slide 6 - Tekstslide

Observeren is iets anders dan waarnemen. Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in een bijzondere situatie. Wanneer je observeert, doe je dit altijd doelgericht en volgens een bepaalde methode. Je formuleert dus altijd vooraf het doel van je observatie. Je beschrijft wie, wat, waar en wanneer je gaat observeren. Observeren gaat altijd over het gedrag. Dat ga je onderzoeken. Wanneer je observeert, is het van belang dat je niet interpreteert. Je bent zo objectief mogelijk. Objectief observeren is moeilijk, omdat je je niet mag laten beïnvloeden door je eigen mening, ervaring of betrokkenheid. Je mag dus alleen naar de feiten kijken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren
Het opmerken van bijzonderheden in gedrag noem je signaleren. Binnen je toekomstige beroep is dit een belangrijke vaardigheid. 

Aan verzamelde informatie moet je een betekenis geven. Je noemt dit interpreteren. Vervolgens handel je hiernaar.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaleren: voorbeeld
Sofie werkt in de gehandicaptenzorg. Vandaag begeleidt ze Joke. Sofie helpt haar bij het wassen en aankleden. Tijdens het wassen valt het Sofie op dat Joke kortademig is. Ze lijkt het benauwd te hebben. Ze bespreekt dit met Joke, die aangeeft dat ze hiervan al de hele nacht last heeft. 

Wat moet Sofie nu doen?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren
Een van de manieren om gegevens te verwerken, is het schrijven van een observatieverslag. In dit verslag beschrijf je objectief alle opvallende punten die je hebt geobserveerd. Vaak gebeuren er veel dingen tegelijk. Het is handig om dan steekwoorden te gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Rapporteren
Rapporteren is het vastleggen van informatie. Belangrijk, omdat je dan de informatie die je hebt verzameld bij de observatie kunt delen – niet alleen met de cliënt of naastbetrokkenen, maar ook met je collega’s en leidinggevende. Ook kan het soms handig zijn om te kijken hoe de situatie in het verleden was. Je bewaart je opgedane kennis.

Slide 11 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Rapporteren
Een andere manier om gegevens te verwerken, is tellen of turven. Je werkt dan vaak met een observatieschema.

Slide 12 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Rapporteren: AVG
Zodra jij jouw observaties opslaat in een dossier of archief, valt deze informatie onder de AVG: de Algemene verordening gegevensbescherming. De belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland zijn hierin vastgelegd. De cliënt heeft recht op inzage van zijn of haar persoonsgegevens. Ook de ouders van een minderjarige cliënt mogen altijd hun dossier of dat van hun kind inzien. Hierbij is minderjarig tot 16 jaar. 

Slide 13 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens
Stap 1: gegevens rubriceren. 
Rubriceren is het indelen van gegevens onder de juiste noemer.

Casus:
Maaike gaat in gesprek met Simon en die vertelt het volgende: ‘Ik ben altijd alleen geweest en ik voel me ook alleen. Ik hou wel van katten. Toen ik nog thuis woonde, had ik een kat. Mijn kat heet Floris, die is nu bij mama. Mijn kat trok altijd aan mijn schoenveters. Andere dieren vind ik ook leuk, hoor. Kunnen we naar de dierentuin? Dat vind ik leuk. Of naar het bos? Als er maar dieren zijn.’ De collega van Maaike roept: ‘Telefoon voor je Maaike, kom je even?’

Slide 14 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens I
  • Cliënttypering

Simon geeft aan van dieren te houden.
  • Woon- en leefomstandigheden
Simon heeft thuis een kat die nu bij zijn moeder is.
  • Participatie
Simon geeft aan dat hij graag naar een dierentuin of bos wil om dieren te kunnen bekijken.
  • Mentaal welbevinden
Simon geeft aan dat hij zich alleen voelt.






Slide 15 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens I
Urgentiematrix

Slide 16 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens I

Slide 17 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens II
Daarnaast bestaat er ook: SWOT-methode. 

SWOT komt vanuit het Engels: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats. Je kijkt naar sterke en zwakke punten van de cliënt. En in zijn omgeving kijk je naar kansen en bedreigingen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling of het functioneren van de cliënt.

Even terug naar de cliënt van Maaike.

Slide 18 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens II

Slide 19 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Licentie opdracht



Maak voor jezelf de volgende opdracht: 
Methodisch begeleiden, 2: gegevens verzamelen
Verwerkingsopdrachten 5. analyseren en toepassen
Opdracht 5, 6, 7 en 8.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies