29 Argo oefenen grammaticatoets

Tekst 29
oefenen voor de toets met vragen over het strepen (en wat vragen over ptc en werkwoordstijden)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Tekst 29
oefenen voor de toets met vragen over het strepen (en wat vragen over ptc en werkwoordstijden)

Slide 1 - Tekstslide

Citeer de gen abs
uit r. 2-3 (je mag gewoon nl letters gebruiken) (θ = th, ω= oo)

Slide 2 - Open vraag

r. 5 ἐφοβει: het onderwerp bij deze PV is? schrijf met NL letters! (θ= th, ω= oo)

Slide 3 - Open vraag

r. 5 εἰδωλον: geef de functie
A
naamwoordelijk deel
B
nominativus
C
LV
D
onderwerp

Slide 4 - Quizvraag

μαθοντι r. 9 congrueert met:
A
r. 8 Ἀθηνοδωρῳ
B
r. 8 ἐδοξεν
C
r. 9 οἰκον
D
r. 10 τα πραγματα

Slide 5 - Quizvraag

Is ἐπιστολὰς γράφων r. 13 een gen abs?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Welke tijd is ἔγραφεν r. 17? Schrijf de tijd voluit.

Slide 7 - Open vraag

Waarom is in τῷ Ἀθηνοδώρῳ r. 19 de dativus gebruikt?

Slide 8 - Open vraag

Zoek in r. 18 Τελος tm r. 21 αὐτου een voorbeeld van een BWB
A
Τελος
B
το εἰδωλον
C
παρα τῳ Ἀθηνοδωρῳ
D
καθιζοντι

Slide 9 - Quizvraag

Welke naamval is αὐτοῦ r. 21

Slide 10 - Open vraag

Welke naamval heeft τὸ εἴδωλον (Ὁ δὲ φιλόσοφος ἄφοβος εἰς τὸ εἴδωλον ἔβλεψε καὶ ἠρώτησεν αὐτόν·) r. 22-23
A
nom
B
gen
C
acc
D
dat

Slide 11 - Quizvraag

Welke tijd is ἔλαβε r. 25 ? Geef de volledige naam van de tijd!

Slide 12 - Open vraag

ἐλθὸν r. 27 is een
A
pv
B
imperativus
C
inf
D
ptc

Slide 13 - Quizvraag

Welke stam is ἐλθὸν? geef de volledige naam!

Slide 14 - Open vraag

ἐλθὸν nv, getal, geslacht? gebruik de afkortingen (zonder leestekens)

Slide 15 - Open vraag

ἐσήμηνε r. 29 is een
A
athematische aor
B
pseudo-sigmatische aor
C
sigmatische aor
D
thematische aor

Slide 16 - Quizvraag

Geef de functie van de dativus φύλλοις in r. 29 (de afkorting)

Slide 17 - Open vraag

Citeer de gen abs (znw en ptc) uit r. 29-30-31

Slide 18 - Open vraag

ηὗρεν r. 30 is welke tijd en persoon (afkorting tijd en dan getal + ev/mv)?

Slide 19 - Open vraag

τον νεκρον r. 31 wat is de functie?

Slide 20 - Open vraag

ἐφόβησεν is een
A
athematische aor
B
pseudo-sigmatische aor
C
sigmatische aor
D
thematische aor

Slide 21 - Quizvraag

Hoe gingen deze grammaticale vragen over tekst 29?
0100

Slide 22 - Poll