Herhaling H1 en H2 Europa

De concurrentiepositie van een land wordt NIET bepaald door de...
A
kwaliteit van de productie
B
loonkosten per product
C
infrastructuur
D
kwantiteit
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

De concurrentiepositie van een land wordt NIET bepaald door de...
A
kwaliteit van de productie
B
loonkosten per product
C
infrastructuur
D
kwantiteit

Slide 1 - Quizvraag

Als de arbeidsproductiviteit in verhouding sneller stijgt dan de lonen, zullen de loonkosten per product
A
stijgen
B
dalen
C
gelijk blijven

Slide 2 - Quizvraag

Contigentering betekent:
A
Beperking van de export van een product tot een bepaalde hoeveelheid
B
Vergroting van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid
C
Beperking van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid
D
vergroting van de export van een product tot een bepaalde waarde

Slide 3 - Quizvraag

Welke hoort niet in het rijtje thuis?
A
invoerrechten
B
contingentering
C
invoerverbod
D
exportsubsidie

Slide 4 - Quizvraag

Als de overheid extra geld geeft aan exporterende bedrijven, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 5 - Quizvraag

Door goedkopere producten te produceren dan landen om je heen, verslechtert je de internationale concurrentiepositie
A
Eens
B
Oneens

Slide 6 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Een hogere arbeidsproductiviteit leidt tot een slechtere concurrentiepositie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Dit is GEEN voorbeeld van een non-tarifaire maatregel:
A
exportsubsidies
B
strenge wetgeving
C
Contingentering
D
importverbod

Slide 8 - Quizvraag

Economische groei is ....
A
Hoeveel wij meer gaan verdienen
B
Hoeveel er meer geproduceerd wordt
C
Hoeveel de overheid meer kan uitgeven
D
Hoeveel er meer gekocht wordt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een vorm van zelfbinding?
A
Het bedrijf zal klanten aan zich binden
B
Het bedrijf is zelf gebonden zijn aan een prijs
C
Het bedrijf volgt de prijs van een concurrent
D
Een bedrijf maakt van te voren via de media bekend wat het gaat doen met bijvoorbeeld de prijs van de producten

Slide 10 - Quizvraag

Als de importwaarde groter is dan de exportwaarde op je betalingsbalans dan heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans

Slide 11 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro daalt, dan (1) de internationale concurrentiepositie en (2) de export van de eurolanden.
A
1- verslechtert 2- stijgt
B
1- verbetert 2- stijgt
C
1- verbetert 2- daalt
D
1- verslechtert 2- daalt

Slide 12 - Quizvraag